schoenen aan de handen en den hoed op het hoofd, in mijne kamer trad. Hij ging terstond voor den spiegel staan, ordende in denzelven zijn haar, trok zijne handschoenen uit, haalde langzaam eene maat uit de diepte van zijnen rokzak, en verzocht mij, op eenen smachtenden toon, de souspieds te willen losmaken. Ik deed dit, doch zag met eenige bevreemding naar den hoed, dien de man nog altijd op het hoofd hield. Nu nam hij hem af, hetzij hierom, hetzij omdat het inderdaad zeer warm was. Vervolgens ging hij op een' stoel tegen mij over zitten, zette een' elleboog op elke zijner knieën, boog zich in die houding verre voorwaarts, en nam eindelijk mijne Londensche laars, welke ik inmiddels uitgetrokken had, langzaam en al fluitende van den grond. Hij draaide haar om, bekeek haar aan alle kanten met eene verachting, welke geen taal in staat is uit te drukken, en vroeg mij toen, of ik eene laars begeerde te hebben zoo als die daar. Ik antwoordde, dat ik omtrent dit punt in geenen deele eigenzinnig was, en dat hij mij de laarzen volkomen naar zijn' zin kon maken, mits zij mij slechts pasten. De man trad hierop weder voor den spiegel en plukte aan zijne cravat. Gedurende dien geheelen tijd hield ik mijn been uitgestrekt, opdat hij de maat zou kunnen nemen; doch de voetbekleedingskunstenaar trok eerst, nadat hij met de plooi zijner cravat tevreden was, zijn zakboekje uit den zak, mat mijnen voet en teekende daaromtrent het noodige op. Toen hij hiermede
gereed was, beschouwde hij langen tijd mijne laars, hief die toen andermaal op, en vroeg: ‘Is dit dan nu werkelijk eene Engelsche, eene Londensche laars?’ Ik bevestigde zulks. De man gaf zich, bij zich zelven, aan nieuwe overwegingen omtrent de laars over, ten naastenbij, zoo als hamlet over het doodshoofd, knikte herhaalde malen, en scheen in zijnen geest te zeggen: ‘Ik beklaag en veracht de staatsinrigtingen, die tot het maken van zulke laarzen leiden.’ Vervolgens stond hij op, nam zijn zakboekje tot zich, ging nog eenmaal voor den spiegel staan, trok zijne handschoenen aan, zette zijnen hoed op, en wandelde toen de kamer uit, zonder verder een woord te spreken.