Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
sneden, verdwenen in het onzekere schemerlicht; te naauwernood kon het oog de witte zeilen, die de zee doorkliefden, nog onderscheiden. Uit het nabijzijnde dorp weerklonk het Ave-Maria, als een vroom avondgebed, in het woud, in welks donkere schuilhoeken een jonge man met rassche schreden op en neêr ging. De heilige rust der natuur, de stille vrede, die in den hemel en op de aarde heerschte, scheen geenen invloed op hem te hebben; want, in plaats van zich met de beschouwing van het liefelijke tooneel bezig te houden, zag hij vorschend en onafgewend naar het smalle voetpad, dat uit het dorp in het open veld en naar het woud voerde. Dikwijls ontglipten hem enkele uitroepingen, van welke het moeijelijk zou te zeggen geweest zijn, of het klagten of verwenschingen waren; met des te meer zekerheid was het te zien, dat hij iemand wachtte, aan wiens komst hem grootelijks gelegen was. Wij willen hem intusschen van naderbij beschouwen. Girolamo, zoo heette de jonge man, droeg de eenvoudige, maar goed kleedende dragt, die algemeen door de Corsikanen van den geringeren stand wordt gedragen; wambuis en broek van bruin linnen, een sjerp van lichte kleur als gordel, en het nationale schoeisel, welks afkomst van de oude sandalen onmiskenbaar is. Een blaauw netje, resilla, hing over zijn rijk en koolzwart haar. Zijne gestalte was schier minder dan middelbaar van grootte, en had iets smachtigs, doch zonder den minsten schijn van weekelijkheid. Het scheen veeleer, dat de geheele mensch slechts uit spieren en zenuwen bestond, zoo vol veerkracht waren al zijne bewegingen en zijn gang. Zijn gelaat, door zon en lucht verbrand, was niet schoon, maar merkwaardig en in het oog vallend door eene uitdrukking van sombere vastberadenheid en geweldigen hartstogt; de diep liggende oogen, de dunne lippen, de krachtig vooruitstekende kin waren teekenen van die bedwongene hevigheid en onbuigzame halsstarrigheid van karakter, die tot de grootste opofferingen, maar ook tot de verschrikkelijkste daden voeren, die martelaars en misdadigers vormen. Een enkele blik op den jongen Corsikaan was voldoende, om de zekerheid te verschaffen, dat hij aan het vreedzame leven des landmans noch gewoon noch ook daarvoor geschikt was; aan de trotsche ongedwongenheid van zijn voorkomen herkende men veeleer den vrijen zoon van het gebergte, wiens tent de blaauwe hemel, | |
[pagina 189]
| |
wiens woning het donkere woud, wiens geheele rijkdom zijn goed geweer was. Na eene poos wierp zich girolamo, het op- en nedergaan moede, op den grond, en, den arm op eenen boomtronk, het hoofd op den arm gesteund, ging hij voort in de boven aangewezene rigting heen te staren. ‘Zij zal ook heden niet komen,’ mompelde hij eindelijk zachtkens, ‘ook heden niet, en mij blijft niets, dan de ellendige troost: misschien morgen!’ Hij stond op, om heen te gaan; op dit oogenblik vertoonde zich eene vrouwelijke gestalte op het voetpad, die met haastige, maar onzekere schreden zich naar het bosch spoedde. Girolamo's adelaarsoog herkende haar, ondanks de toenemende duisternis. Met éénen sprong was hij bij haar, en, met onstuimige hevigheid zijne armen om haar heen slaande, riep hij met gesmoorde stem: ‘Margarita!’ De maan was intusschen opgegaan en wierp haar helder licht op de gestalte der jonge vrouw. Haar eenvoudige, donkerkleurige opschik, de witte sluijer, die van haar hoofd nederviel, deed haar kennen als eene Corsikaansche contadina, eene soort van vrouw, die van onze boerinnen evenveel verschilt als een granaatappel van een' wilden appel. Bij ons moet de vrouw in zwaren arbeid deelen; de inspanning, die maar al te dikwijls hare krachten te boven gaat, laat op haar voorkomen onuitwischbare sporen achter, misvormt hare leden en doet haar oud worden, vóór dat zij nog volkomen haren bloei heeft bereikt. In Italië is dat anders. Daar overwerkt niemand zich, en ongehoord zoude het zijn, indien eene vrouw zich met de vermoeijende werkzaamheden bezig hield, die aan deze zijde der Alpen haar rijkelijk deel zijn. De bodem moge daardoor veel minder opbrengen, maar de ondervinding leert, dat het voorkomen der menschen daarbij niets verliest; want met welgevallen rust het oog op die zuidelijke gestalten met hare ongedwongene, losse houding, schoonen ligchaamsbouw en schrander uitzigt. Het onwedersprekelijkste bewijs voor de juistheid dezer opmerking leverde margarita zelve. Ontheven van de zure moeite, om hare dagen, bij den brandenden zonnegloed, op het open veld door te brengen, had zij nog de volle schoonheid harer achttien jaren behouden. Zij bezat wel niet de stevige, roodwangige schoonheid van het noorden; maar hare huid, wier kleur de lichtste nuance van het barnsteen herinnerde, was van ongemeene fijnheid en doorschijnendheid; hare trek- | |
[pagina 190]
| |
ken waren klein, maar scherp Grieksch besneden, en hare groote, diepe, zwarte oogen schitterden als zonnen. Wat de bekoorlijkheid van haar liefelijk gelaat nog verhoogde, was het spoor van een zwaar zielelijden, dat haar helder voorhoofd als een donker floers omschaduwde en zich in de vuurroode, weemoedig vertrokken lippen vertoonde. Hoe jong margarita ook was, zij scheen reeds veel smart te hebben geleden, misschien reeds vele misstappen te hebben begaan. Waarschijnlijk stond het getal der tranen, die zij reeds vergoten had, in geene verhouding tot het getal harer jaren. Margarita was de vrouw van den rijken pachter gennaro baretti. Hare ouders, verblind door de ruime omstandigheden, waarin gennaro verkeerde, en of zijne gebreken over het hoofd ziende, of die niet van zoo veel belang rekenende, hadden haar als vijftienjarig meisje met hem in den echt verbonden. Zoo was zij de gade van eenen man geworden, die, in plaats van door goedheid en zachtmoedigheid het onderscheid der jaren en het onaangename van zijn voorkomen te doen vergeten, het er veeleer op scheen toe te leggen, om de onverschilligheid, waarmede zij, als een onnadenkend kind, hare hand in de zijne gelegd had, tot afkeer te doen overgaan. Het gevoel van oud en leelijk te zijn kan zelfs een zachter karakter verbitteren; in gennaro's hard en ruw gemoed klom dit gevoel tot grimmige vijandigheid tegen alles, wat jong en schoon was, en ook margarita moest de onvriendelijkheid, waarmede de natuur hem had behandeld, ontgelden. Evenwel beminde hij haar op zijne wijze; maar ook in de drift, die zij hem inboezemde, lag de vernederendste hoon, dien eene vrouw kan ondervinden; want zij bestond nergens anders in, dan in gemeene zinnelijkheid, die, slechts genot wenschende, zich om hart en ziel niet bekommert. Woeste ijverzucht is de gewone gezellin van zulk eenen hartstogt; zij was het ook bij gennaro, en zelfs toen margarita nog onschuldig was, had zij van zijnen argwaan, van zijne toen nog ongegronde jaloezij veel te lijden gehad. Drie jaren lang had margarita aan de zijde van gennaro een leven geleid, welks ellende slechts kan begrepen worden door de vrouw, die een gelijk lot heeft te verduren. Zij verlangde te sterven; maar de dood rukt slechts den gelukkige weg en spaart den lijder, die naar hem smacht. | |
[pagina 191]
| |
Gennaro's hardheid, zijne opvliegendheid namen dagelijks toe, en daarmede de ellende van margarita, tot dat er eindelijk eene verademing kwam in den jammer van de ongelukkige vrouw. Een liefhebber van processen, gelijk de meesten zijner landgenooten, zag gennaro zich genoodzaakt, om, gedurende verscheidene weken, naar Ajaccio te gaan, waar eene regtszaak, waarin hij met eenen nabuur was gewikkeld over eenige stukken lands, moest worden beslist. Margarita bleef alleen achter. Ongetwijfeld beging gennaro eene groote onvoorzigtigheid, toen hij haar achterliet; eenen slaaf zijne ketenen gedurende eenige uren af te nemen, heeft slechts ten gevolge, dat de zucht naar vrijheid des te levendiger in hem wordt opgewekt. Zoolang baretti tegenwoordig was, drukte zijne tegenwoordigheid haar zoo zwaar neder, dat er geen denkbeeld van geluk bij haar kon oprijzen; toen hij was vertrokken, en zij van stilte en rust was omgeven, rees er in haar een gevoel op, als ware er toch nog geluk op aarde te vinden. Een noodlottig toeval voerde juist omstreeks den tijd, toen margarita door de afwezigheid van haren man grootere vrijheid genoot, girolamo campeggio naar Calendaro. Hij kwam om eenige bloedverwanten te bezoeken, die hij in het dorp had; in plaats echter, dat hij naar zijne woonplaats terugkeerde, nadat hij zijn oogmerk had bereikt, maakte hij nog langer van de gastvrijheid zijner betrekkingen gebruik; hij had margarita leeren kennen, en eene rampzalige, schuldige neiging was tusschen beiden ontstaan. Met wanhopige, alles vergetende teederheid hechtte margarita zich aan den eenige, wiens hart van liefde en medelijden voor haar klopte; wat girolamo betreft, hij zou met blijdschap voor haar zijn gestorven. Hij beminde haar des te vuriger, hoe ongelukkiger zij was, en gelijk hij weldra haar alles op de wereld werd, zoo werd ook zij het eenig voorwerp zijner gedachten. Zelfs het gevaar, dat bij ontdekking beiden bedreigde, gaf aan hunne betrekking eene nieuwe huiveringwekkende bekoorlijkheid. Hunne schuldige vreugde was echter slechts van korten duur. Gennaro keerde terug, en zijne ofschoon lang voorziene terugkomst trof zijne vrouw, die zich harer misdaad was bewust, als een vernielende slag. Eerst nu, daar de mogelijke gevolgen van haren misstap haar zoo vreeselijk nabij schenen, voelde zij al de grootheid harer schuld. Vroe- | |
[pagina 192]
| |
ger had zij deze niet gekend; door geweldigen hartstogt verblind en verdwaasd, had zij niet aan de toekomst gedacht, en haar geweten was voor de inspraak van haar hart verstomd. Nu ontwaakte het met verdubbeld geweld; het bewustzijn van hare misdaad vergiftigde hare spijze, strooide doornen op hare legerstede en liet haar dag noch nacht rust. Maar al te levendig gevoelde zij, dat er geene redding voor haar mogelijk was; want, al had zij ook de kracht gehad, zich aan hare misdadige liefde te ontrukken, girolamo had haar bij het heil zijner ziel gezworen, dat hij haar nooit, zelfs niet op haar eigen bevel, zou verlaten. Het vroegere leven vol ellende begon op nieuw. Gennaro, door het verlies van zijn geding wrevelig en verbitterd, en door onbepaalden, maar daardoor des te onredelijker en thans, helaas, maar al te gegronden argwaan verteerd, behandelde zijne vrouw met gruwzame hardheid en ruwheid. Hij bewaakte haar streng; slechts zelden, en dan nog alleen in vlugtige oogenblikken, kon zij girolamo zien, wiens hartstogt in zijnen haat tegen gennaro nieuw voedsel vond. Duistere plannen rezen in zijne ziel op; hij wees ze eerst met ontzetting en afgrijzen terug; maar zij kwamen gedurig weder, tot dat zij hem gemeenzaam werden en hij hun den toegang tot zijne ziel niet meer sloot. In den aanvang speelde hij met die booze gedachten als met jonge tijgerkatten; eindelijk overmeesterden zij hem; hij voelde ze aan zijn hart knagen, zonder dat hij zich meer wist te verdedigen. De oorspronkelijke wensch: ‘O, ware gennaro dood en margarita de mijne!’ veranderde weldra in het afschuwelijke besluit: ‘Gennaro moet sterven en margarita de mijne worden!’ Dit besluit was het, dat girolamo op den avond, waarop beide elkander in het bosch bij Calendaro ontmoetten, aan de huiverende vrouw mededeelde. Te vergeefs bezwoer zij hem met tranen van wanhoop daarvan af te zien; de jonge Corsikaan bleef onbewogen en antwoordde koel en somber: ‘Ik heb u mijn besluit slechts daarom medegedeeld, om u de keuze tusschen gennaro en mij te laten. Een van ons moet sterven; schat gij zijn leven hooger dan het mijne, werpt gij u voor hem, om hem te beschermen, dan blijft mij niets over, dan het wapen, dat ons van hem moest ontslaan, tegen mijzelven te keeren. Er moet een einde aan komen; eén offer moet vallen. Kies tusschen ons!’ | |
[pagina 193]
| |
Buiten staat om te antwoorden, wrong margarita angstig de handen; haar eenig antwoord was een diep gesteun. Zelfs het koudste hart is niet zoo eigenbatig, als een vurig, woest gemoed zijn kan in oogenblikken van hartstogt. Girolamo, die voor zijne geliefde gaarne en vrolijk duizend dooden zou hebben getart, bleef ongevoelig voor hare tranen, zonder mededoogen voor haren jammer. Misschien ging zijne waanzinnige verblinding zooverre, dat hij in hare droefheid eene zoodanige meende te zien, die moet worden doorgeworsteld, als men tot het geluk wil komen. ‘Wij moeten voor heden scheiden,’ zeide hij eindelijk, kort afbrekende; ‘men zou u te huis kunnen missen. Kwel u niet nutteloos, maar overweeg alles, en beslis, wie leven, wie sterven moet. Ik geef u éénen dag bedenktijd; morgen verwacht ik u weder hier, om uw besluit te vernemen. Doch bedenk u wèl: gennaro of ik! Er is geen middenweg. En nu, vaarwel!’ Hij wendde zijne schreden naar het sombere woud. Margarita bleef nog eenige oogenblikken stijf en bewegingloos tegen den boomstam leunen; huivering en ontzetting overvielen haar. ‘God, God, in welk eenen afgrond ben ik verzonken!’ zuchtte zij;’ toen raapte zij haren moed bijeen, en sloeg met wankelende schreden, bedwelmd en alsof zij naar de strafplaats ging, den weg naar hare woning in. Welke keuze margarita ook doen mogt, hare ellende was onvermijdelijk. Zij had te kiezen, of ze medepligtig wilde worden aan eene gruwelijke bloedschuld, of de oorzaak van girolamo's dood; want dat deze zijnen eed: ‘Gennaro of ik!’ houden zou, daarvan was zij even zeker, als van de wanhoop, die hare borst vervulde. Dikwijls meende zij een besluit te hebben opgevat; maar weldra huiverde zij weder daarvoor terug en voelde zich even radeloos en wanhopig als vroeger. Wanneer de menschelijke wil tot geene beslissing kan komen, maakt gewoonlijk een toeval een einde aan den strijd; zoo ging het ook hier. In hare vreeselijke geestverwarring, waarbij slechts één denkbeeld hare ziel vervulde, had margarita zich aan een of ander verzuim in de huishouding schuldig gemaakt, hetgeen den schielijk opbruisenden toorn van gennaro opwekte. Ruwe menschen hebben de gewoonte, bij elken twist, dien zij aanvangen, alle vroegere, bijna vergetene onaangenaamheden weder op te halen, en zich daardoor hoe langer zoo | |
[pagina 194]
| |
meer in het harnas te jagen; ook gennaro had deze hatelijke gewoonte. Bij gelegenheid van dezen zeer onbeduidenden twist wond hij zich door allerhande herinneringen van vroegere oneenigheden tot zulk eene woede op, dat hij, zichzelven niet langer meester, en door het stilzwijgen van de verstomde margarita nog meer aangehitst, de bevende vrouw in het gezigt sloeg. Het bloed der Corsikaansche bruiste kokend op; de geheele wraakzucht van haar volkskarakter ontwaakte in haar; hare keus was bepaald. Gennaro te dooden scheen haar in dit oogenblik evenmin eene misdaad, als het eene misdaad is, een gevaarlijk wild dier neder te vellen. Zij wierp hem eenen doorborenden blik toe; een vreeselijk dreigende glimlach speelde om hare van woede verbleekte lippen, en zwijgend verliet zij het vertrek. Bijna onmiddellijk daarop werd gennaro door een' zijner knechten weggeroepen; en naauwelijks had hij het huis verlaten, of margarita, van zijne afwezigheid gebruik makende, hulde zich dieper in haren sluijer en ijlde naar het bosch, waar girolamo haar reeds wachtte. Zijne eerste vraag was: ‘Hebt gij uw besluit genomen?’ Eene onbeschrijfelijke huivering beving haar nu, toen zij gereed stond, om het woord uit te spreken, dat een menschenleven zou kosten; maar de gedachte aan de zoo even ondervondene mishandeling sloeg, als eene woeste vlam, in haar hart op; elk ander denkbeeld verdween uit hare ziel, en zij antwoordde: ‘Doe, zoo als gij wilt!’ ‘Dan is gennaro morgen een lijk.’ ‘Het zij zoo!’ hernam zij somber met naauwelijks hoorbare stem, terwijl zij, als eene onnoozele, met den zoom van haren sluijer speelde en zich met stuipachtige hevigheid aan girolamo's omarming onttrok. Haar bewustzijn scheen eerst toen terug te keeren, toen girolamo haar verklaarde, op welke wijze hij de misdaad wilde volbrengen. ‘Uwe slaapkamer,’ zeide hij, ‘is op de eerste verdieping; bij het aanbreken van den dag van morgen zal ik aan het venster kloppen. Gennaro, over zulk een vroegtijdig bezoek verwonderd, zal uit het bed komen, om te zien, wie zijne rust verstoort. Mijn kogel zal hem het antwoord geven.’ ‘En zoo gij ontdekt werd?’ vroeg zij huiverend. ‘Onmogelijk! Het huis ligt buiten het dorp, digt bij het | |
[pagina 195]
| |
bosch, waarin ik mij terstond na de daad kan verbergen, om eerst eenige uren later te Calendaro terug te keeren. Bedenk daarenboven, dat alles gebeuren zal bij de eerste morgenschemering, als het gansche dorp nog in diepen slaap ligt, en uwe vrees voor ontdekking zal verdwijnen.’ Girolamo deelde haar nog met verschrikkelijke koelbloedigheid eenige nadere bepalingen mede, waarop de beide schuldigen van elkander scheidden. Het uur van rusten was gekomen. Gennaro, misschien spijt gevoelende over zijne hevigheid, of toevallig zachter gestemd, wenschte zijne vrouw vriendelijker, dan gewoonlijk, goeden nacht, blies de lamp uit, en ging naar bed. Zwijgende en geheel ontdaan had margarita al zijne bewegingen gadegeslagen, naar ieder woord uit zijnen mond geluisterd. Zij dacht er aan, hoe deze mensch, die daar nu nog in volle levenskracht voor haar stond, binnen weinige uren voor haar zou liggen als een koud, onbezield, bloedig lijk, door hare schuld gedood! De gedachte: Het is de laatste maal! geeft zelfs aan de meest gewone dingen eenen geheimzinnigen ernst; hoe ernstig en treurig moeten dan de laatste woorden van eenen mensch zijn! Bij den nachtgroet van gennaro voelde margarita het bloed in hare aderen als verstijven; een wanhopige angst overviel haar, en eene vreeselijke stem weerklonk in haar binnenste: ‘Het is het laatste woord, dat gij uit den mond zult hooren van hem die als een offer van uwen misdadigen hartstogt moet vallen!’ Vergeefs trachtte zij zich elke beleediging te herinneren, dien zij ooit van gennaro had ondervonden. Bij het naderen van het beslissende oogenblik scheen haar ieder onregt, dat hij tegen haar had gepleegd, gering en vergeeflijk, en haar eigen gedrag was zijne verschooning. Zij poogde den vroegeren toorn, de gloeijende wraakzucht in hare borst te doen ontwaken; te vergeefs, zij vond geen rust. Met iedere minuut groeide hare namelooze benaauwdheid aan; werwaarts zij zag, het was haar, als zag zij overal een' donkeren bloedstroom vloeijen. Gennaro's rustige ademhaling scheen haar het rogchelen van eenen stervende. Een lichtstraal van boven viel in hare verduisterde ziel. ‘Hij zal niet sterven! Neen, dat zal hij niet!’ klonk eene stem in haar binnenste. Zij wilde hem wekken, hem alles bekennen, met gevaar van haar eigen leven het gevaar, dat hem bedreigde, afwenden, hem van den dood, zich zelve van het eeuwige verderf red- | |
[pagina 196]
| |
den. Maar daar schoot haar de gedachte aan girolamo voor den geest, en zij verzonk in nog dieper' afgrond van jammer. Mogt zij het lot van den man, die zijn leven en dood in hare hand had gesteld, aan de willekeur van gennaro prijs geven? Was het verraden van den geliefde verschoonlijker, dan het verraden van haren echtgenoot? En als girolamo om haar moest sterven, zou zij dan niet evenzeer, als door gennaro's vermoording, bloedschuld op hare ziel laden? De storm, die in de borst van margarita woedde, gunde haar geene ligchamelijke rust. Zij verliet hare legerstede, wierp eenen doek om, en trad aan het venster. Het was een heerlijke nacht, zoo stil, zoo heilig, alsof er op aarde geen jammer, geene zonde was; klaar en helder straalden de sterren naar beneden. De geest des Heeren scheen over de schepping te zweven, en, van onbeschrijfelijke aandoening overweldigd, zonk margarita op hare knieën. Zij bad niet met woorden, maar hare verzuchtingen stegen op tot God, opdat Hij haar redding zond in haren nood. Eindelijk vond zij woorden en tranen, en met de gevouwene handen tegen hare borst geklemd, bad zij: ‘Heer, als er een offer vallen moet, laat mij dat offer zijn!’ Naauwelijks was dit woord over hare lippen, of zij sloeg, als door eenen plotselingen electrieken schok getroffen, hare handen voor haar gelaat. Eene huivering overviel haar, maar eene uitdrukking van blijmoedigheid kwam op haar gelaat. Bijna zonder het te weten had zij den prijs gevonden, waarvoor zij de anderen kon loskoopen. Zij peinsde eenige oogenblikken, boog het hoofd op de borst, en zeide zachtkens: ‘Zoo geschiede het!’ En nu verhief zich hare ziel nog inniger tot God; zij bad om vergiffenis en kracht. Eene boogere kalmte kwam over haar; zij kuste het kruisbeeld en begon voor hetzelve hare biecht af te leggen. De uren verliepen het eene na het andere; reeds verkondigde eene lichte streep in het oosten het aanbreken van den dageraad. Margarita bleef bidden; maar de ongelijkmatigheid harer ademhaling, hare krampachtig zamengedrukte handen, het kille zweet, dat op haar voorhoofd stond, verrieden, dat zij gevoelde, dat de beslissing van haar lot nabij was. Eens bad zij, door vrees overweldigd: ‘Kan het zijn, red mij van den bloedigen dood, o God!’ Het was de laatste strijd van den levenslust. Zij overwon hare zwakheid, en sprak: ‘Ik ben gereed!’ | |
[pagina 197]
| |
Men begon de voorwerpen flaauw te kunnen onderscheiden. Margarita hoorde buiten voetstappen; zij stond schielijk op van den grond, waarop zij knielde; het oogenblik was daar; girolamo klopte aan het venster. Gennaro ontwaakte, en stond op het punt om uit het bed te stappen, toen margarita hem half luid toeriep: ‘Blijf liggen! Ik ben toch op, en zal wel zien, wat er is.’ Zij sloeg een kruis, beval hare ziel den God der erbarming, en rukte snel het venster open. Op hetzelfde oogenblik viel een schot. Margarita stortte ter aarde. De kogel had haar hoofd verbrijzeld. Girolamo, die na het tikken eenige schreden achteruit was gegaan, om te beter te mikken, had bij het schemerlicht slechts eene witte gedaante gezien en vuur gegeven. Eerst toen hij eenige uren later in het dorp terugkeerde, hoorde hij de vreeselijke waarheid. Hij alleen kon de ontzettende gebeurtenis, voor allen een raadsel, ontcijferen, en antwoordde somber op de vraag, wie toch de booswicht zijn kon, die de ongelukkige vrouw had vermoord: ‘Ik ben het!’ Hij gaf zich aan het geregt over. Zijn proces werd te Ajaccio gevoerd; de strengheid der wet deed een doodvonnis verwachten. Was het de welsprekende verdediging van zijnen advocaat, of het zien van zijne sombere, stomme, maar wanhopige smart, die den regter tot een zachter oordeel stemde? Tegen alle verwachting werd levenslange gevangenisstraf over hem uitgesproken. Het was meer, dan zijn verdediger had durven hopen. Deze trad na het voorlezen van het vonnis den schuldige nader, om hem, bij het harde lot, dat hem wachtte, te troosten met de gedachte, dat het nog erger had kunnen zijn. ‘Uw leven is gered,’ zeide hij. Girolamo, die tot dusverre gezwegen had, verhief zijn gebogen hoofd, en antwoordde met eenen doordringenden blik: ‘Mijn leven? Ach, ik had een doodvonnis gehoopt!’ |
|