Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHorloge astronomique van Schwilgué in de Hoofdkerk (Münster) te Straatsburg.Het is een wezenlijk genot, landen te bezoeken, waar de natuur meer dan gewone schoonheid ten toon spreidt. Het is ook een groot genoegen, wanneer men bespeurt, dat de ontwikkeling van den menschelijken geest niet achtergebleven is. Het levert eene der aangenaamste afwisselingen op, de voortbrengselen van den vindingrijken mensch te beschouwen en de grootheid van den Schepper in de natuur te bewonderen. De stoutste gewrochten van den mensch vallen zeker af bij de minste voortbrengselen der natuur; zij kunnen den toets der vergelijking niet doorstaan. Doch waarom ook te willen vergelijken hetgeen voor geene vergelijking vatbaar is? De kleinste berg, als voortbrengsel der natuur, kan door geene kunst worden daargesteld; en de bergen, wier toppen, door altijddu- | |
[pagina 170]
| |
rende sneeuw en ijs gekroond, zich in de wolken verliezen, dulden geene vergelijking; zij staan éénig, zelfs te midden der natuur. Maar desniettemin streeft het menschelijk vernuft stout en met kracht omhoog in de bouwing der Pyramiden. Zij worden overschaduwd door de bergen van den geringsten rang; maar zij schitteren wederom als gedenkstukken van hetgeen de mensch vermag, gedreven door eene stoute gedachte, welke de krachten van velen tot één doel wist te doen zamenwerken. Het was een verheven denkbeeld, dat den bouwmeester van den Dom te Keulen en van het Munster te Straatsburg aanzette, dit denkbeeld in de wezenlijkheid over te brengen. Al was ook het denkbeeld niet vatbaar, door éénen mensch ten uitvoer gelegd te worden, het is groot, iets uit te denken, waarmede de nog opvolgende geslachten bezig gehouden worden; - een plan te vormen, tot welks uitvoering eeuwen vereischt worden. De beide vermelde gebouwen zijn daarvan sprekende bewijzen. Wanneer men beide aanschouwt, men zoude bijna zeggen, zulk eene onderneming ging de zelfs vereenigde krachten der menschen te boven. De Dom te Keulen is tot dusverre onvoltooid gebleven, en zal hij wel immer voltooid worden, ondanks de pogingen, daartoe in de laatste dagen aangewend? De sierlijke toren, die zich stout boven het Munster, als een der hoogste van Europa, verheft, zal wel nooit den tweeden naast zich zien verrijzen, wiens plaats steeds open en ledig blijft. Maar, ondanks deze onvolmaaktheden, blijven het toch gedenkstukken, die eerbied en bewondering afpersen voor de krachten, welke de Schepper in den mensch gelegd heeft. Het zijn toch zulke gewaarwordingen, welke bij ons opkomen, wanneer men een van deze beide gebouwen, maar vooral dat te StraatsburgGa naar voetnoot(*) aanschouwt. Zij kwamen althans bij ons op, zoo dikwijls wij het Münster van buiten aanstaarden. Het zij dat wij den tempel binnen- | |
[pagina 171]
| |
traden, of den toren tot omtrent de spits beklommen, de taal is te arm, om uit te drukken, wat wij gevoelden, wanneer wij in de avondschemering onder de hooge gewelven wandelden, in de ruime kerk, op de zonderlingste wijze verlicht door een licht op de veelvuldigste wijze getemperd en de geschilderde glazen, door welke het henen valt. Zelfs op het midden van den dag, vooral bij zonlicht, was deze verlichting éénig in hare soort. Maar hoe dikwijls wij ook het Münster bezochten, wij zijn er als vreemdelingen in gebleven; er is te veel, om ook in dagen bezigtigd te worden. Telkens vernieuwt zich de indruk van het geheel, maar men vindt geenen, voor den reiziger geen' toereikenden tijd, om tot de bijzonderheden te komen. - Wij zouden in geen geval, om deze redenen, het durven ondernemen, ook eene slechts oppervlakkige beschrijving van dit fraaije gebouw te geven. Daarentegen willen wij liever iets mededeelen van een voortbrengsel van vlijt, kunst en geduld, sedert kort in het Münster geplaatst. Wij bedoelen het kunstig uurwerk (l'Horloge Astronomique de la Cathédrale de Strasbourg) van den Heer schwilgué, den vader. Menigwerf stonden wij voor het beeld van erwin van steinbach,Ga naar voetnoot(*) die het plan tot het Münster ontwierp en begon; hij schijnt het oog te slaan op eenige beelden van zijne dochter sabina, die zeer bekwaam moet geweest zijn in de beeldhouwkunde; en van den Bisschop wernher, met het plan der kerk voor zich; het waren grootsche herinneringen uit lang verleden tijd. Met grooter genoegen echter ontmoetten wij kort vóór ons vertrek den grijzen schwilgué, die zich in zijn pas voltooid werk kwam verlustigen. Het was ons, of wij in zijne voldoening deel hadden, toen wij den hoogbejaarden kunstenaar met zijnen welgeslaagden arbeid gelukwenschten. Wij drukten met gevoel de hand van den bescheiden man, die met welwillendheid, maar zonder de minste zelfverheffing, onze eenvoudige maar welge- | |
[pagina 172]
| |
meende gelukwenschingen met hartelijkheid aannam. Het moet een onbeschrijflijk genoegen zijn, een' zoo belangrijken arbeid in een' reeds zoo vergevorderden leeftijd te mogen voltooijen en zich in den gang van het werk te verheugen. Het was ook ter naauwernood, dat het werk afgeloopen was, en schwilgué had zich in de laatste dagen nog zeer gehaast om het af te krijgen, ten einde het zoude kunnen bezigtigd worden door de vreemdelingen en geleerden te Straatsburg, bijeengekomen om het Congrès scientifique bij te wonen. Om deze reden hebben wij, wier tijd bepaald was, het geheel in al deszelfs bijzonderheden niet meer zoo kunnen nagaan, als wij dit wel gewenscht hadden. Het zoude ons uit dien hoofde zeer moeijelijk vallen, eene eenigzins voldoende beschrijving van dit kunststuk te geven. Om hieraan te voldoen, zullen wij van eene mededeeling van het Institut des provinces gebruik maken. Toen dit kunstwerk ter bezigtiging werd opengesteld, vereerde het voornoemde Institut den Heer schwilgué eene zilveren medaille, en zag een Rapport, door den Heer de cussy uitgebragt, het licht, waaruit wij het volgende ontleenen. Alvorens tot de beschrijving van het kunstgewrocht over te gaan, zullen wij een oogenblik bij deszelfs geschiedenis blijven stilstaan, zoo als zij wordt medegedeeld ook in een boekje: Notice sur Strasbourg, par c. schmidt. De kunstenaar kreeg tot de vervaardiging van het uurwerk, zoo als dit thans daarstaat, aanleiding door vroeger reeds voorhanden geweest zijnde uurwerken, die naar den tijd, waarin zij vervaardigd waren, ook eene zekere vermaardheid verworven hadden. Reeds in het jaar 1352 werd deze kerk van een uurwerk voorzien. Het moet toen reeds bijzonder op het algemeen gewerkt hebben, want er zijn vele vertellingen van afkomstig, die gedurende langen tijd in omloop geweest en gebleven zijn. Zoo verhaalt men onder anderen, dat men den vervaardiger van het toenmalig uurwerk van het gezigt zoude beroofd hebben, om op eene andere plaats niet nog een dergelijk of fraaijer te maken, enz. Het was in dien | |
[pagina 173]
| |
tijd vlak tegenover het tegenwoordige geplaatst, waarvan nog eenige overblijfsels, welke het toen gedragen of gestut hebben, in den muur zigtbaar zijn. Dit werk schijnt echter geenen al te langen tijd verduurd te hebben. Na twee eeuwen deed men pogingen om een nieuw uurwerk te laten vervaardigen, en wel onder het toezigt van eenige met roem bekende wiskundigen. De dood van eenigen deed het werk staken, hetwelk onvoltooid bleef. In 1571 kwam het derde uurwerk tot stand onder het toezigt van den kundigen conrad dasypodius, Hoogleeraar in de Wiskunde aan de Straatsburgsche Universiteit. Hij had zich eenen vriend toegevoegd, david volkenstein, een Sterrekundige te Augsburg. In dezen arbeid zag men als in eenen spiegel den stand der wetenschappen op het einde der 16de eeuw. Hij werd opgedragen aan de Gebroeders isaac en josias habrecht van Schaffhause; terwijl tobias stimmer, te Straatsburg, met de versiering van de kast, die het werk bevatte, belast werd. Het geheel werd op den 28 Junij 1574 voltooid. In 1669 werd het werk door michel habrecht en in 1732 door jacob straubhar hersteld. In 1789 hield het uurwerk op te gaan, en sedert werd de toestel in het Oeuvre-Notre-Dame bewaard. De Heer schwilgué heeft echter van dien overgebleven toestel geen gebruik kunnen maken; hij heeft slechts een en ander van het schilderwerk, waardig om bewaard te blijven, gebezigd, en eenige der niet beweegbare standbeeldjes eene plaats ingeruimd. Wat er van overgenomen is, heeft eene doelmatigere plaatsing of eene meer gepaste standplaats gekregen. Een groot aantal nieuwe, sierlijker beelden, met een sprekend voorkomen, zijn er bijgevoegd, met keurig en weluitgevoerd schilderwerk. Het werkt alles te zamen, om de bewondering voor dit kunststuk gaande te houden. Voorheen werden de aanwijzingen van dit uurwerk door de regeling van den tijd bepaald; zij moesten na korteren of langeren tijd telkens op nieuw geregeld worden: thans zal derzelver gang voortdurende wezen, ten gevolge van berekeningen op een' vasteren voet, schrander uitgedacht | |
[pagina 174]
| |
en geregeld. Zij steunen op den tegenwoordigen, gevorderden stand der wetenschap. De Heer schwilgué heeft zijn werk den 24 Junij 1838 begonnen en den 2 October 1842 voltooid, bij gelegenheid van de tiende vergadering van het Fransch Wetenschappelijk Congres, te Straatsburg gehouden. Dit uurwerk dient om den tijd aan te wijzen, voor de tijdrekening, en om den loop der hemelsche ligchamen aan te toonen. Eene bewegende kracht in het middelpunt, op zichzelf reeds een uitgewerkt uurwerk, wijst buiten op eene uurwijzerplaat, die naar het kasteel gekeerd is, de uren met derzelver onderverdeelingen, de dagen der week en de daarmede overeenstemmende hemelteekenen. De verdere bewegelijke toestellen wijzen de gedeelten van het uur aan, welke door de vier tijdperken van het menschelijk leven hoorbaar gemaakt worden. Zij worden vertegenwoordigd door zoo vele beelden, welke zich gedurende den dag bij opvolging vertoonen. Over den nacht heeft de dood de heerschappij, als het beeld van de rust, waarin dan de geheele natuur gedompeld is. Het kind slaat het eerste kwartier; de jongeling het tweede; de man het derde; de grijsaard het vierde. Dit geschiedt telkens met twee opvolgende slagen. Een Genius doet den eersten slag, de vier leeftijden den tweeden. De dood, die hier zoo juist den verloopen tijd vertegenwoordigt, kondigt het uur aan. Terwijl hij deze gewigtige taak vervult, draait een kleine Genius, die tegenover den reeds vermelden staat, telkens een' zandlooper in de hand om. De naauwkeurige berekening van deze beweging heeft den Heere schwilgué meer moeite gekost dan de oplossing van vele anders ook niet gemakkelijk te ontcijferen vraagstukken. Hij ontmoette hier zwarigheden, welke buiten den kring vielen van zijne gewone, anders diepgaande berekeningen. Op het slaan van twaalf uur volgt eene processie der twaalf Apostelen. Elk hunner buigt zich op eene bijzondere wijze, om christus te begroeten, die elk hunner zegent. In het oude horologie stond de Zaligmaker der wereld met den dood op dezelfde vlakte. Eene gelukkiger | |
[pagina 175]
| |
en meer verhevene gedachte heeft Hem, in wien het leven is, op eene hoogere standplaats gesteld. Terwijl de discipelen hunnen Goddelijken Meester de verschuldigde hulde brengen, laat een haan driemaal een zegevierend gekraai hooren; hij beweegt daarbij de vleugels en den staart, en is uitnemend bewerkt. De dagen der week worden verder door welgekozene beelden voorgesteld. Apollo verschijnt des Zondags; diana volgt des Maandags; mars op den hem gewijden dag, enz. De wagens, waarop deze Godheden gezeten zijn, bewegen zich op eene met regt dus te noemen ijzeren baan. De wijzer, die bijzonder voor de tijdrekening dient, gaat over eenen omtrek van niet minder dan negen meters; hij wijst de maanden, den dag, de zondagsletter, de Heiligen, aan welke den dagen van het jaar gewijd zijn! Deze omloop is op 365 of 366 dagen berekend, en, opdat er niets aan ontbreken zoude, is er zelfs gedacht aan den schrikkeldag, die elke eeuw eens komt te vervallen. Ook de bewegelijke feesten worden niet minder naauwkeurig dan het overige aangeduid. Indien men echter dezen arbeid naar waarde wilde schatten, zou men dit van het standpunt der wis- en sterrekunde behooren te doen; maar men zou daardoor ook in te vele bijzonderheden komen, welker kennis slechts het deel van weinigen is, zoo als de Heer de cussy zegt. Liever staan wij nog een oogenblik stil bij de uitwendige versiersels van dit kunstwerk. Het oude schilderwerk, schoongemaakt en opgehaald, draagt den stempel van eene kunst, welke onderscheiding verdient. Het is van verschillende meesters. Sommige afbeeldingen vertoonen veel uitdrukking; andere onderscheiden zich door derzelver naïveteit. Een ijverig voorstander van copernicus heeft hem met eenen meitak in de hand afgebeeld. Ondanks deze onderscheiding heeft hij voor ptolemaeus moeten wijken. De groote apollo, die zich omlaag bevindt, vertoont in zijne trekken geene overeenkomst met die, welke men anders aan den God des Lichts leent. De schilder van het oude werk, niet zoo zedig als onze | |
[pagina 176]
| |
kunstenaar, heeft zeker gevreesd, dat zijn werk niet genoeg van hem getuigen zou, en dus zijnen naam overal geplaatst, waar er slechts gelegenheid toe was. Schwilgué heeft, als ware hij er toe gedwongen, den zijnen slechts op een klein metalen plaatje gegrift, naar hetwelk men zoeken moet. Men behoort hem dank te weten, dat hij, met zekeren eerbied voor zijne voorgangers, hunnen arbeid bewaard heeft, aan welken eene vereering door overlevering verknocht is. Op het eerste gezigt zou men zeggen, dat de kleuren der beeldtjes te hard zijn; maar het is niet dan na herhaalde proefnemingen, dat men ze dus behouden heeft. Zachtere tinten deden zich bleek en dof voor. De tegenwoordige levendigheid past beter bij het schitterend licht, hetwelk de glazen in de kapel verspreiden. De verbindingen der metalen (alliage) in de verschillende gedeelten van het werktuig zijn ook voortreffelijk, en werden niet dan door langdurige nasporingen en herhaalde proefnemingen gevonden. De glans van het gebezigde metaal heeft niet gelukkiger kunnen gekozen worden, en vertoont aan het oog eene sierlijke overeenstemming met het rijk en vernuftig mechanismus, waardoor de oude toestel vervangen is. Het is niet mogelijk, zoo als reeds gezegd is, in al de bijzonderheden van dezen merkwaardigen toestel te treden. Hij draagt de kenmerken, zoo wel in aanleg als uitvoering, van het genie. Vooral de gemakkelijkheid van werking en de overeenstemming van al de onderdeelen onderling treft en boeit. - Nog verdient de aandacht een allerkeurigst bewerkte meridiaan, die echter voor het oog door eene afsluiting verborgen is. Hij is door eenen hoek van de deur der kapel getrokken. De maker van dit kunstgewrocht heeft op deze wijze zijnen regulateur onder zijn bereik gesteld; en alle berekeningen zijn zóó ingerigt, dat, wanneer de tijd wederom zijnen invloed op dit stoffelijk gewrocht zal uitoefenen, het uurwerk te allen tijde zal kunnen hersteld worden, op de door den Heer schwilgué gelegde gronden. Uit het medegedeelde, hoe veel het ook te wenschen | |
[pagina 177]
| |
overlaat, kan men opmaken, dat, toen de Heer schwilgué zijne welvolbragte taak had afgewerkt, er zich eene algemeene geestdrift voor het kunststuk en den kunstenaar vertoonde. Het moest iedereen treffen, die den kunstenaar bij zijn voltooid werk zag, hoe hij als een derde stond bij iets, hetwelk hem van zoo nabij aanging. Een zeker welbehagen was, ja, op het gelaat van den ouden man te lezen; maar het was meer weltevredenheid, als gevolg van dankbaarheid, dat hij zijne taak had mogen afwerken, dan wel trotsche zelfverheffing, gevleid door den lof, hem van alle zijden toegebragt. Toen wij hem ontmoetten op de plaats, waar zijne kunst de grootste zegepraal behaalde, trof ook ons zijn nederig en bescheiden voorkomen, dat zijner verdiensten de schoonste kroon opzet. Wij eindigen met het overnemen van de hulde, door den Heer paul lehr aan schwilgué in deze regels gebragt:
Ton horloge, o schwilgué! fruit d'un labeur savant,
Des astres dans leur cours retrace l'harmonie:
L'Homme en face des cieux reconnait son néant;
Mais ton oeuvre immortel atteste son génie.
Dat is: Uw kunstgewrocht, schwilgué! door vlijt en wijs beleid,
Vertoont de harmonie der starren in haar kringen:
Gevoelt de mensch in 't groot heelal zijn nietigheid,
Zijn stout vernuft blijft uw onsterflijk werk voldingen.
|
|