Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 144]
| |
De bedelaars te Londen.De bedelaars der eerste klasse worden algemeen onder den naam van silver - beggars (zilver - bedelaars, bedelaars naar groote sommen) aangeduid; doch de reizigers noemen hen lurkers. De lurkers zijn lieden, die van stad tot stad met brieven of valsche bewijsstukken rondgaan, waarin verklaard wordt, dat brand, schipbreuk of eenig ander ongeluk hen in de diepste armoede gedompeld heeft. Die brieven, met het zegel en de onderteekening van een' of soms van verscheidene magistraats - personen voorzien en dikwijls in een uitmuntend goeden stijl opgesteld, missen zelden de uitwerking te doen, welke men er mede bedoelt. Deze lurkers splitsen zich in verscheidene onderverdeelingen, welke het van belang is te leeren kennen. In den eersten rang dezer talrijke klasse staan de fire-lurkers; dat is te zeggen, die voorgeven, alwat zij bezaten door brand verloren te hebben. Zij hebben gewoonlijk getuigschriften bij zich, bekleed met de zoogezegde onderteekeningen van een paar vrederegters en van den predikant uit het kerspel, waar zij beweren dat de brand heeft plaats gehad. Behalve deze stukken voeren zij meestal met zich een opzettelijk daartoe vervaardigd inschrijvingsboek, waarin de namen der achtingwaardigste lieden voorkomen. In de taal der bedelaars heet de valsche brief a sham en draagt het inschrijvingsboek den naam van een delicate. Eens wel voorzien van hun sham en hun delicate, doorkruisen deze lurkers al de Graafschappen van Engeland. Ik heb er een' gekend, die dit beroep veertien jaar lang geoefend en met hetzelve aanzienlijke inkomsten verzameld had. In de tweede plaats komen de shipwrecked-sailors-lurkers (de lurkers schipbreukelingen) of zij, die zich de hoedanigheid van kapiteins of reeders van schepen geven. Hun vaartuig, klagen zij, is verongelukt, en zij hebben aan de woede der golven ook niets kunnen ontrukken van de lading, die wel duizend of tweeduizend ponden sterling waard was. De shipwrecked-sailors-lurkers zijn goed gekleed, dragen knevels en ook wel gouden kettingen; zij hebben meestal een welgeschreven relaas der vreeselijke gebeurtenis, die hen tot armoede gebragt heeft, bij zich, de echtheid van welk ver- | |
[pagina 145]
| |
haal door de onderteekeningen van verscheidene magistraatspersonen uit deze of gene zeehaven bevestigd wordt. De foreigners-lurkers (buitenlanders-lurkers) zijn misschien het talrijkst, want hunne rol is het gemakkelijkst te spelen. In de laatstverloopene jaren hadden zij zich bijna allen herschapen in Poolsche edelen, die door den Russischen autocraat uit hun vaderland gejaagd waren en thans in een vreemd land verblijf en onderhoud moesten zoeken. Sommige hunner brieven kunnen voor meesterstukken van welsprekendheid doorgaan. Overal, waar zij onderstand komen vragen, houden zij zich, alsof zij het Engelsch niet verstaan, of spreken ten minste zelfs de meest gewone woorden op eene oorverscheurende wijze uit. Een dier lurkers, die onder zijne confraters - bedelaars bij den spotnaam van Lord dundas II bekend was, heeft menigmaal in eenen enkelen dag verscheidene guinjes opgedaan. Vrouwen oefenen deze lurk bij voorkeur boven alle andere. Ik heb er eene gekend, die er aanzienlijke sommen mede won. Zij was kostbaar gekleed, had steeds een knaapje aan de hand, en radbraakte allerheerlijkst eenige brokken van Fransche zinsneden. Het accident-lurk (ongeluk-lurk) is mede druk in gebruik. Zij, die het tot hunne broodwinning kiezen, zijn altijd, naar luid hunner valsche certificaten, door eenig ijselijk voorval, orkaan, overstrooming of iets dergelijks, tot den bedelstaf gebragt; sedert is het hun onmogelijk geworden, in hun onderhoud of dat hunner beklagenswaardige huisgezinnen te voorzien. Hunne inkomst bedraagt gewoonlijk tusschen de vijf schellingenGa naar voetnoot(*) en een pond sterling daags. De sick - lurk, of zieken - lurk, levert nog meer verscheidenheid: 1o. legt zich er een b.v. trekpleisters op den arm, om daarna te kunnen voorgeven, dat hij zich verschrikkelijk gebrand heeft; 2o. draagt een ander armen en handen in een' hangband, en zegt, dat het onweder hem getroffen en verlamd heeft; 3o. gaat weder een ander te bed liggen en veinst doodziek te zijn, om daardoor de meer voorzigtige gevers te misleiden, die, alvorens op het gesmeek zijner rondgaande vrouw hulp te verleenen, zich met eigene oogen mogten willen overtuigen, dat hetgeen zij voorgeeft waar | |
[pagina 146]
| |
is; 4o. veinst er een, aan vallende ziekte onderhevig te zijn; 5o. geven sommige vrouwen voor, zwanger en van alle middelen ontbloot te zijn; 6o. bedelen andere voor hare kinderen, die, zeggen zij, aan de scharlaken koorts, of aan eenige andere ziekte, te bed liggen en aan alles gebrek hebben; 7o. vergenoegen zekere lieden, met valsche kwetsuren overdekt, zich met om eenig oud linnen te verzoeken of ook ledige flesschen om geneesdranken in te halen. Ik heb iemand gezien, die op deze wijs, in éénen dag, dertien pond wit linnen en vijf dozijn glazen fleschjes verzameld had. Het oud linnen en het glas vinden vervolgens altijd koopers. De deaf-and-dumb-lurk, de lurk der doofstommen, is een bijzondere nijverheidstak, die mede geene onaardige winsten aanbrengt. De meesten dier deaf-and-dumb-lurkers zeggen ook goeder geluk. Allen hebben zij lei en grift bij zich, om hunne vragen en antwoorden op te schrijven. Eenigen hunner blijven soms hunne rol ook in den bedelaarsdoelen voortspelen, waar zij hunnen intrek nemen; maar daar wordt de list meestal door de overige bedelaars ontdekt. De servant's - lurker, of lurker - dienstbode, is veeltijds netjes gekleed en gelijkt sprekend naar een' bediende uit eenig goed huis. Een ongelukkig toeval heeft hem zijne dienst doen verliezen, en ondanks de zeer goede getuigschriften, waarvan hij voorzien is, heeft hij er nog geene nieuwe kunnen vinden. Middelerwijl is hij tot het uiterste gebrek gebragt. Wie zou nu met zijnen toestand geen medelijden gevoelen? Ook is de lurker-dienstbode verzekerd, bijna overal, waar hij verschijnt, goed ontvangen te zullen worden, vooral door de knechts en meiden van het huis. Over het algemeen draagt ieder servant's-lurker een exemplaar van den court-guide bij zich, welk zakboekje hem de woningen van hoogeren en lageren Adel aanwijst. De colliers - lurk (koolgravers - lurk) wordt door duizenden van lieden ter hand genomen, die in al hun leven geene koolmijn bezocht hebben, en niettemin voorgeven mijngravers zonder werk te zijn. Wil men hen gelooven, zoo is de mijn, waarin zij werkten, door inbraak van water overstroomd geworden of door eene aardstorting verstopt. De colliers - lurkers bereizen de Graafschappen in troepen van zeven of acht personen; sommigen derzelve geven aan de huizen gedrukte relazen van het ongeluk af, dat hen van arbeid beroofd heeft, en komen dit berigt eenige uren daarna | |
[pagina 147]
| |
terughalen; anderen daarentegen hebben schriftelijke verhalen bij zich, voor echt verklaard door valsche onderteekeningen van de eigenaars der mijn. De colliers-lurk brengt, door elkander genomen, veertien of vijftien schellingen daags op. De weavers - lurk en de cottonspinners - lurk (wevers- en katoenspinners-lurk) zijn niet minder winstgevend. Zij worden op dezelfde wijs geoefend; alleenlijk ontmoet men sommige cottonspinners - lurkers, die katoenen garen te koop bieden, hetwelk zij voorgeven zelven vervaardigd te hebben. Eindelijk de calenderer - lurkers (de klander-lurkers) zijn bedelaars, die aan de huizen rondgaan onder voorgeven van klanderers te zijn, welke ten gevolge eener handelskrisis of van de invoering van machinerie afgedankt geworden zijn. Bijna allen hebben zij gedrukte of geschrevene, maar steeds valsche getuigschriften bij zich, om als bewijs van hun voorgeven te strekken. De highflyers of begging-letter-writers (de brief-bedelaars) vormen de tweede klasse hunner orde. Onder dezen algemeenen naam verstaat men al diegenen, die aan zekere lieden brieven rigten, vol met het verhaal van hersenschimmige rampen, en steeds eindigende met het verzoek om eenige hulp in geld of andere benoodigdheden. Te Londen en op de badplaatsen brengt deze broodwinning gewoonlijk van een' tot twintig schellingen daags op. De shallow - coves zijn bedriegers, die het land afloopen, zich voor matrozen doende doorgaan, die schipbreuk geleden hebben; vooral tegen den winter nemen zij in aantal toe, en trekken rond bij benden van acht of tien personen. Elke troep heeft zijnen woordvoerder. De shallow - coves zijn in lompen gehuld, die ter naauwernood hunne naaktheid bedekken, en in de eerste plaats vragen zij om oude kleederen. Daar zij zorg dragen, zich steeds aan welgegoede gezinnen te wenden, is soms hetgeen zij krijgen in geenen deele te verachten. De shallow-motts zijn vrouwen, die, even als de shallow-coves, bijna naakt gaan en om deksel vragen. Naar zij zeggen, zijn zij door zware en langdurige ziekte tot de uiterste ellende vervallen. Kan nu wel eenige vrouw haar, tot beschutting tegen de nijpende koude, een oud kleedje weigeren? Alwat men haar geeft, verkoopen zij. Ik weet eene shallow-mott, die, in den tijd van tien dagen, te Kingston | |
[pagina 148]
| |
aan den Teems, eene garderobe verzamelde, welke wel zeven of acht pond sterling waard was. De klasse der cadgers, of der bedelaars van beroep, der bedelaars, die er voor uitkomen, verdeelt zich ook weder in verscheidene onderdeelen. Men noemt cadgers on the downright (erkende, openbare cadgers) die, welke van huis tot huis gaan bedelen; cadgers on the fly (sluik- of loop-cadgers) die op den tober (den grooten weg) bedelen. Het cadging on the fly is een zeer winstgevend beroep in den omtrek eener badplaats of van eenige groote stad. Zij, die er zich mede bezig houden, winnen meestal verscheidene schellingen daags. Wat betreft het cadging on the downright, (van huis tot huis) dit levert heden op verre na zooveel niet meer op als voordezen; doch niettemin wordt het nog door duizenden geoefend, die daarin eene ruime broodwinning vinden. Ik heb menigmaal cadgers on the downright met versmading spijzen zien wegwerpen, welke liefdadige lieden hun gegeven hadden, en waaraan menig ambachtsman gesmuld zou hebben. De jeugdige cadgers, die den naam van kiddies dragen, worden door hunne ouders in al de knepen van het beroep zoo goed onderwezen, dat zij niet zelden betere dagwinsten maken dan de cadgers van rijperen ouderdom. Er zijn cadgers, die met krijt korte spreuken op kleine vlaggetjes schrijven en ronddragen; men noemt hen screevers. Over het algemeen gelijken die spreuken naar de volgende:
Hunger is a sharp thorn and biteth keen;
I cannot get work, and to beg I am ashamed.
Scherp is des hongers doorn, zijn steek niet te verdragen;
Vergeefs zoek ik naar werk, en schaam mij hulp te vragen.
Dit middel is bijna onfeilbaar. Overal, waar de screever zijne vlag opsteekt, zamelt hij een' ruimen oogst van browns (halve stuivers), en ziet ook wel meer dan een tanner en bob (halven en heelen schelling) in zijnen hoed vallen. Zijne ontvangst beloopt somwijlen zeven schellingen daags. Bijaldien de cadgers steeds op dezelfde plaats, in steden of aan de groote wegen, zitten of staan, zoo behooren zij onder de soort, welke men onder den algemeenen naam van cadgers sitting of standing pad begrijpt. Sommigen van hen | |
[pagina 149]
| |
veinzen zich blind; anderen zeggen, dat zij met vallende ziekte behebt en buiten staat zijn om te werken. Menigmaal verzamelen zij aanmerkelijke geldsommen. De match-sellers, of zwavelstokken-verkoopers, leven over het algemeen niet van de voordeelen, welke hun kleine handel hun opbrengt, maar van aalmoezen. Nimmer bieden zij hunne waar te koop in huizen, waar zij onderstand of in geld of in iets anders denken te vinden. De cross - coves zijn de bedelaars, die den kost winnen on the cross, dat is te zeggen met stelen; want zij maken, wanneer de gelegenheid zich aanbiedt, geene zwarigheid, om alles weg te kapen, wat hun onder de hand komt; somwijlen zelfs veroorloven zij zich om te star the glaze, dat wil zeggen de glasruiten der vensters te breken of uit te snijden. De prigs (zakkenrollers of beurzensnijders) bezoeken gewoonlijk de harddraverijen, kermissen, hanengevechten, enz. Het zijn meestal, gelijk ook de cross coves, jonge lieden, van hunne kindschheid af aan het landloopen en schooijen gewoon en die al de treken van het handwerk in den grond verstaan. De palmers oefenen eenen zonderlingen tak van het beroep. Zij treden alle winkels binnen en vragen naar harp halfpence, (halve stuivers, die eene harp als muntstempel hebben) dertien gewone pence aanbiedende voor het bedrag van eenen schelling in harp halfpenceGa naar voetnoot(*). Door het lokaas van eenen stuiver winst op elke twaalf geprikkeld, mist de winkelier zelden, geheel den inhoud zijner toonbankslade op het blad derzelve uit te storten, om er de verlangde koperen muntstukjes uit te zoeken. De palmers pogen hem bij dit zoeken te helpen, en laat men zulks toe, zoo weten zij bijna altijd ettelijke stuivers tusschen hunne vingers weg te futselen. |
|