Kapperswind.
Lazen wij onlangs in het Handelsblad van eene Zaal van den vooruitgang der Kunst, voor: een vertrek, waar men het haar snijdt, nog verder, naar 't schijnt, drijft men het bespottelijke bij onze overzeesche naburen te Londen, blijkens navolgende advertentie: ‘Aut caesar, aut nullus. Toen hannibal, de roemruchtige Held van Carthago, de vijanden zijns lands had bedwongen, werd zijn naam op de onsterfelijke bladen der Geschiedenis ingeschreven. Toen alexander, den Macedonischen veroveraar, van zijnen glorierijken overwinningstogt terugkeerde, trokken slaven zijne zegekar, en triomfbogen werden te zijner eere opgerigt. Maar grootscher nog is de taak des Kunstenaars, die, moeite noch arbeid ontziende, zich met lijf en ziel voor het duurzaam welzijn zijner landgenooten opoffert en aan hun heil en welvaart zich geheel heeft toegewijd. Hoezeer dan ook onopgemerkt in het gedruisch van veldslagen en het geklikklak der wapenen, toch zal zijn roem groot, ja onsterfelijk zijn! Doordrongen van dit denkbeeld, heeft f. browne, No. 47, Fenchurch-straat, door onvermoeide navorschingen, het geluk gehad, eene pruik, volgens een geheel nieuw en eigendommelijk stelsel, uit te vinden. Met betrekking tot het gewigt overtreft zij alle tot hiertoe vervaardigde, ligt zijnde als herfstdraden; terwijl haar weefsel zoo schoon, zoo poreus en zoo fijn is, dat de uitwaseming in geenerlei geval gestoord, en alzoo het grootste gebrek van alle andere pruiken te eenemaal opgeheven wordt.’