Gestrafte onmeêdoogendheid.
Te Kortrijk in België veroorloofden onlangs de gasten in zeker hotel aan eenen ouden en blinden orgelspeler, om bij de table d' hôte eene geldinzameling te doen. De blinde naderde de tafel, waaraan een twintigtal personen zaten, en wendde zich toevallig het eerst aan een jong mensch van ter naauwernood achttien jaren, die, met verscheidene stukken van vijf francs in de hand spelende, hem barsch toeriep, dat hij geen klein geld had. De arme muzikant liet treurig het hoofd op de borst zinken en ging voort. Tot zoo ver bleef nog alles binnen de palen, en men had het er bij gelaten, zoo niet de jonge man vol woede zijne stem verheven en een' uitval tegen luije bedelaars gedaan had, die, zijns erachtens, in geepe logementen behoorden toegelaten, en, durfden zij er den voet in zetten, zonder genade de deur behoorden uitgeworpen te worden. De onmenschelijke drift van dezen gierigaard tegen eenen armen ziekelijken grijsaard trok aller blikken op den kwalijk beraden redenaar, en de verontwaardiging aller aanwezigen zou dezen waarschijnlijk op eene onaangename wijze voelbaar geworden zijn, ware niet iemand, mede aldaar tegenwoordig, tusschenbeiden gekomen met de verzekering, dat hij den bedelaar een aalmoes van vijf francs zou doen toekomen uit den zak van den genen zelven, die hem zoo grievend beleedigd had. Met deze woorden stond hij op, en, zich naar den jongen heer keerende, deed hij hem, op de wijs als bij doofstommen gebruikelijk is, eenige teekenen, welke den ander eenen blos op het aangezigt joegen en hem blijkbaar van zijn stuk bragten. Weldra echter had hij zijn besluit genomen; hij wierp den orgelspeler vijf francs toe, en verwijderde zich zonder een woord te spreken; terwijl de gasten, onvermogend zich dit raadsel op te lossen, hem met verbazing nastaarden. De Belgische Courier voegt bij het verhaal van dit voorval, als opheldering, de
volgende aanmer-