Callot voor Lodewijk den XIII.
Nadat Koning lodewijk XIII van Frankrijk door verraad in bezit van de stad Nancy, de geboorteplaats van callot, geraakt was en zijnen intogt in dezelve gehouden had, ijverden alle kunstoefenaars om het zeerst, den Monarch hunne opwachting te gaan maken; callot alleen verscheen niet. ‘Het schijnt, dat hij mijne weldaden vergeten heeft,’ sprak de Koning tot claude de ruel, die vervolgens des Konings woorden aan den kunstenaar overbragt. ‘Ja,’ antwoordde de brave man met verontwaardiging, ‘ja, ik heb zijne weldaden vergeten, sedert hij op zijne wijze naar Nancy gekomen is!’ Claude de ruel noopte hem echter, met hem naar het hertoglijk paleis te gaan, waar lodewijk audiëntie gaf. ‘Neen,’ gaf callot met fierheid en moed ten antwoord, en claude de ruel verwijderde zich. Kort daarop verscheen een door Hertog karel van Lotharingen onderteekend bevel, luidende: ‘Jacques callot wordt op het paleis ontboden voor den Koning.’ - ‘Ik zal gaan,’ zeî nu callot; ‘maar nooit zal ik mij vernederen.’ De Koning ontving hem zeer genadig en zeî hem: ‘Meester callot, wij hebben niet vergeten, dat gij uwe bekwaamheden voor onzen roem hebt aangewend; gij hebt de inneming van het eiland Rhé en de belegering van Rochelle met een talent geschilderd, dat uw werk voor volgende eeuwen zal doen bewaard blijven; lever ons thans eene afbeelding der belegering van Nancy.’ - Callot rigtte zich trotsch in de hoogte en gaf ten antwoord: ‘Sire, ik ben een Lotharinger, en
zou mij liever den duim afhakken, dan de belegering van Nancy afbeelden!’ Evenwel was hij niet zonder beduchtheid, dat hij dit stoute antwoord duur zou moeten betalen. De geheele zaal was in opschudding geraakt; de hovelingen namen den schijn aan, hoogstverbitterd te zijn; degens vlogen zelfs uit de scheeden; op een' gegeven wenk