Versjes voor jonge Kinderen, getrokken uit de door J.J.A. Goeverneur uitgegevene Fabelboekjes, en met enkele vermeerderd. Met eenige Zangwijzen. Te Groningen, bij W. van Boekeren. In kl. 8vo. 68 bl. f : - 30.
‘Goede wijn behoeft geenen krans, en daarom kan het wel als overtollig worden geacht, iets tot aanprijzing van deze versjes te zeggen.’ Aldus drukt de Heer brugsma zich uit in zijn schrijven aan ouders en opvoeders, waarmede dit bundeltje wordt geopend. De hier voorkomende versjes en liedjes zijn getrokken uit vroegere door den Heer goeverneur, bij den Boekverkooper w. van boekeren, uitgegevene Fabelboekjes, welke Rec. echter niet bekend zijn, maar waarvan in het voorberigt wordt gezegd, dat deze, zoo wel als de voor ons liggende stukjes, goedkeurende beoordeeling hebben ontvangen. Een en ander zou Rec. bijna beschroomd maken, eenige aanmerkingen in het midden te brengen: het boekje is hem echter ter beoordeeling gezonden, en hij zal dus kortelijk zijne gedachten er over mededeelen. Het bevat verscheidene lieve stukjes; maar, hoezeer van derzelver gebruik in Bewaar- of kleine Kinderscholen hier de aanprijzing wordt gevonden, komt het Rec. voor, dat zij doorgaans die eenvoudigheid en gemakkelijkheid, voor geheugenoefeningen, missen, die dergelijke versjes, buiten twijfel, zoo zeer moeten bezitten. Tot opwekking en verlevendiging van het godsdienstig gevoel zijn ze, hoewel ons niet kinderlijk genoeg en wat te hoog voor de bevatting der kleinen toeschijnende, anders wel geschikt. Wij spreken niet van stukjes als: De Zon. De Regen. In de Lente. Het Wormpje. De Bloemen e.d., maar wij bedoelen versjes (gedichten mogen wij wel zeggen) zoo als hier, onder den titel: Gods hand, Gods oog, worden aangetroffen. Gedichten van zes en vijf coupletten, ieder van twaalf regels! Zou iemand ter wereld, het volgende couplet b.v. lezende, zeggen, dat het een versje voor kinderen ware? Wij nemen het uit het stukje, Gods oog:
Ziet ge, in 't vroege morgenuur,
Van den hemel kleurt als vuur?
Als de wolken met een fijn
Helder gouden boordsel pralen.
(Kan een jong kind het begrijpen?)
Is dat dan de wederschijn
Van uw schitterende stralen? -
Doch het morgenrood verflaauwt;
Pas ontgloeid, verdwijnt het weder;
Maar gij waakt altijd, en teeder
Ziet gij neêr op jong en oud.