ons niet door de lang versleten vlag van anonyme zedeloosheid, den naam van Londen, te verschalken, maar hij zegt ons met de grootste openhartigheid, dat dit is de boekverkooper k. fuhri te 's Gravenhage, dezelfde die tevens zijnen handel bezigt tot het bereiden en verspreiden van een tegengif, met name in zekere godsdienstige, goed geschrevene, tractaatjes. Zoo weegt het een het andere op, en houdt men vrede met zijn geweten, terwijl men in beide gevallen verkrijgt waarom men toch alleen boeken uitgeeft - geld! Vive l'industrie! niet waar, Mijnheer fuhri!.... Wij zouden Dr. jonckbloet wel om verschooning willen vragen, dat wij in deze vuile zaak zijnen naam genoemd hebben; doch Z. Ed. zal ons geschrijf waarschijnlijk zoo veel niet tellen, daar het toch maar voorkomt in het Maandwerk ‘uit de eeuw der staartparuiken en haarzakken.’ Nu, het zij zoo; wij zijn onnoozel genoeg, om daarop roem te dragen, en nog iets te hechten aan de begrippen van ingetogenheid, eerbaarheid en bescheidenheid, die men hier te lande nog niet zoo straffeloos durft vertreden, als de Heeren X. en fuhri zich wel verbeelden. Ja, de Heer fuhri!.... De vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels heeft eene prijsvraag uitgeschreven over de oorzaken van het verval diens handels en de middelen daartegen. Dat zou een onderwerp zijn voor Z. Ed.!.... Wanneer zullen toch alle onze boekverkoopers leeren inzien, dat zij ook als zoodanig een geweten hebben, niet slechts omtrent hunnen handel, dien velen door enkel op winst berekende kwade praktijken bederven, maar ook, en vooral, omtrent het publiek, welks heiligste belangen zij, alleen uit winzucht, dikwijls op 't spel zetten, zeggende met hunne voorgangers te Parijs: Après nous le
deluge!... O, mogten zij toch leeren begrijpen, dat er in het maatschappelijk leven naauwelijks één bedrijf is, waarop zwaarder verantwoording rust, dan op dat van uitgever! ‘Wat geeft u regt zulk eene taal te voeren?’ ... Mijnheer X. en Mijnheer fuhri!... alwat ons heilig is; hoogachting voor goede zeden; ontzag voor den Bijbel; eerbied voor de Godsdienst; ijver voor de letteren; liefde voor het vaderland; waardering van maatschappelijke orde; prijsstelling op persoonlijke veiligheid; de stem van alle braven; het geloof in de kracht van het woord: principiis obsta! Dat regt komt ons toe; het is de natuurlijke eigendom van allen, die in dezelfde maatschappij leven. Geen tegenstand zal het ons uit de handen wringen; geen spot of laster zal ons afschrikken om het te doen gelden. Sterk door de bewustheid, dat wij ijveren voor het heil van den Staat en de Godsdienst, en het beste gedeelte der natie aan onze zijde hebben, zullen wij blijven roepen en aanklagen en waarschuwen, al is het dat wij alléén staan, dat niemand ons hoort, en de boekhandel met een zegevierend hoongelach ons wijst op zijnen bloei door de vermenigvuldiging van
‘vuyl papier!’