Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe kunst om Geneesmiddelen voor te schrijven. Naar aanleiding van de derde uitgave des Handboeks van Dr. Phoebus, bewerkt door Dr. H.M. Duparg. Voorzien van een Aanhangsel, bevattende vele nieuwere Geneesmiddelen, door Dr. L.A. Cohen. Te Groningen, bij P. van Zweeden. 1841. In gr. 8vo. 383 bl. f 3-60.Sedert dat gaubius zijn Libellus de methodo concinnandi formulas medicamentorum, Ed. 3a. L.B. 1767, uitgaf, zijn er ook in de kunst, om geneesmiddelen voor te schrijven, groote veranderingen gekomen, vooral door de vorderingen der Scheikunde en door de aanwinst van geneesmiddelen, of liever door de toeneming van derzelver getal. Ondanks al deze veranderingen verdiende echter het werk van gaubius niet zoo zeer der vergetelheid overgegeven of verwaarloosd te worden, als dit het geval schijnt te wezen. In elk geval zoude het nog steeds als ten grondslag kunnen dienen van een klassiek werk over dit gedeelte der kunst, om volledigheid met beknoptheid te vereenigen. Deze laatste wordt tegenwoordig maar al te zeer uit het oog verloren, vooral wanneer men voor aankomenden in de wetenschap schrijft. Uit vrees van naar den stand der wetenschap hun iets te onthouden, geeft men hun al ligt te veel. | |
[pagina 687]
| |
Intusschen heeft het ook sedert gaubius niet aan schrijvers ontbroken, die zich met dezen tak der geneeskunst hebben bezig gehouden. Men zoude bij de schrijvers, in de Voorrede door den Hoogleeraar j. baart de la faille, te Groningen, opgegeven, nog onder de vroegere kunnen vermelden trommsdorff, Chemische Receptirkunst, en gruner, Anleitung Arzneyen zu verschreiben; in der tijd zeer bruikbaar door derzelver beknoptheid en nog niet geheel verwerpelijk, ofschoon zeer veel thans geheel anders moet uitgelegd worden. In het jaar 1831 gaf Dr. p. phoebus, toen Geneesheer te Berlijn, zijne Specielle ärztliche Receptirkunst, oder Inbegriff der beim verordnen der einzelnen pharm. Arzneimittel zu beobachtender Regeln, in het licht. Dit werk besloeg reeds meer dan 500 bladzijden. In het jaar 1835 dacht het Dr. phoebus goed zijn werk te herzien, en vond hij tevens goed het om te werken en werd het tot een Handbuch der Arzneiverordnungskunst, waarvan toen het eerste Deel en in 1837 het tweede het licht zag; te zamen besloegen zij over de duizend bladzijden. Te uitgebreid was het op deze wijze voor een handboek geworden. Om deze reden welligt nam Dr. phoebus er genoegen in, dat het uitvoerig geworden handboek ten gebruike wederom verkort werd door Dr. trautretter. Het is deze verkorte uitgaaf, welke de twee Groningsche Geneesheeren Drs. h.m. duparc en l.a. cohen ten grondslag van hunnen arbeid genomen hebben. Zij stellen zich voor, daarmede in eene bestaande behoefte te voorzien en nut te stichten. Zij willen den aanvanger en minder ervarenen de moeijelijke Ars formulandi verligten, zonder dat hun werk daardoor worde een - pons asinorum. Trouwens daar zijn er ook genoeg, zoodat men onwillekeurig met tristram shandy wel zou willen uitroepen: Did you think the world itself, Sir, had contained such a number of Jack-Asses?Ga naar voetnoot(*) (Vol. VI, Chap. I.) | |
[pagina 688]
| |
Deze door de genoemde Geneesheeren bewerkte handleiding wordt doelmatig in een algemeen gedeelte verdeeld, waardoor herhalingen worden voorgekomen, waarin men anders zoude vervallen bij de behandeling van de Geneesmiddelen ieder afzonderlijk, waarvoor het tweede gedeelte van dit boek bestemd is. Dit gedeelte overtreft natuurlijk het eerste in uitgebreidheid. De Geneesmiddelen worden in eene alphabetische orde behandeld. Dit plan verdient goedkeuring. Het zou toch eene hoogst moeijelijke onderneming wezen, eene andere rangschikking te willen volgen. De verdeeling der Geneesmiddelen in de zoogenoemde Materies medica heeft tot dusverre nog niet kunnen plaats hebben volgens een alles afdoend grondbeginsel. Voor zoo verre het werk door ons is doorgezien, (eene gezette achtereenvolgende lezing is schier niet doenlijk) komt het ons voor met vrucht gebruikt te kunnen worden. Die zich met aanmerkingen op het oorspronkelijk geschrift begeert bekend te maken, vindt daartoe gelegenheid in de Bibliothek der practischen Heilkunde, 1832. B. 67, 1836. B. 76, en 1837. B. 78, No. 2, p. 122 sqq. In een aanhangsel, hetwelk alleen van Dr. l.a. cohen afkomstig schijnt te zijn, vindt men een aantal Geneesmiddelen vermeld, welke onder de nieuwgevondene of ontdekte moeten gebragt worden. Dit gedeelte moge getuigen van de zucht tot studie van Dr. cohen, maar ten gebruike is het niet wel aan te bevelen, althans niet voor aankomende Artsen. Hoe vele van dergelijke Geneesmiddelen worden niet met geestdrift aangegrepen, door vooringenomenheid met het nieuwe te ruim en te onbepaald in praktijk gebragt! Om deze reden voldoen zij spoedig niet aan de gekoesterde verwachting; somwijlen zelfs oefenen zij eenen nadeeligen invloed uit, en gelukkig worden sommige spoedig nagenoeg vergeten. Te dezen opzigte zoude men tevreden kunnen zijn met hetgeen dierbach en riecken voor dit gedeelte der kunst gedaan hebben. Omtrent vele der in dit Aanhangsel vermelde Geneesmiddelen laat de ondervinding nog veel te wenschen over. Doch waartoe dan het getal der Geneesmiddelen steeds, en dik- | |
[pagina 689]
| |
wijls met zoo grooten spoed, uitgebreid? - Der kwalen en gebreken zijn zoo vele; het mag tegen deze aan hulpmiddelen niet ontbreken. - Maar behoeft de Geneesheer er wezentlijk zoo vele? - Hij behoort zoo veel mogelijk den voorraad te kennen, over welken hij des noods beschikken kan. - Doorgaans kan hij echter vele ziekten met weinige hulpmiddelen bestrijden, en met de eenvoudigste middelen worden niet zelden de gevaarlijkste ziekten gelukkig te boven gekomen. Wie daaromtrent eenigen twijfel mogt voeden, dien wijzen wij op boerhaave, en bevelen hem de Oratio tertia qua repurgatae medicinae facilis asseritur simplicitas ter lezing aan. Het gezegde van sydenham, agendi gnaro rara remedii penuria, blijft steeds van toepassing. |
|