keuze of vinding afhankelijk waren; en uit dat oogpunt beschouwd, is het zeker een hoogst opmerkelijk boek. Het ontbreekt niet aan voorbeelden, tot welk eene diepte der verdorvenheid de mensch zinken kan, maar weinige zijn zoo treffend als dat der Markiezin de bouillé. Eene vrouw, uit den aanzienlijksten stand, die louter uit hebzucht en eergierigheid het geluk harer naaste bloedverwanten verwoest, bij de geboorte van het eenige kind haars broeders dat kind wegrooft, de ongelukkige moeder in de oogen van haren zwakken echtgenoot voor krankzinnig weet te doen doorgaan, misdaad op misdaad, moord op moord stapelt, ten einde de gevreesde ontdekking voor te komen, en dat alles om de goederen en titels van dien broeder voor hare eenige dochter te verwerven; waarlijk, gruwelijker monsters heeft de geschiedenis weinige opgeleverd! Het boek boezemt dan ook die treurige belangstelling in, welke men gevoelt, als men van den eenen kant den voortgang der boosheid in het menschelijke hart nagaat, en van de andere zijde de pogingen volgt, die aangewend worden, om die boosheid te ontmaskeren en de gepleegde misdaad weder te herstellen. Teregt heeft de Schrijfster dan ook niet getracht den sluijer der geheimzinnigheid over haar verhaal te werpen en den lezer lang in de onzekerheid aangaande de waarheid te doen verkeeren. Wij gelooven, dat zij daarin goed gehandeld heeft en de waarde van haar werk heeft verhoogd. Niet als verdichting, maar als waarheid kan het boek belang inboezemen, en zeker zal men het, als zoodanig, met onafgebrokene aandacht lezen. - Wij achten het daarom jammer, dat de Schrijfster hare bronnen niet bepaalder heeft opgegeven, om die verzekering der waarheid te bevestigen; iets, hetgeen ook daarom wenschelijk ware, omdat het verhaal, zoo het verdicht ware, als roman tot zeer vele aanmerkingen aanleiding zou geven.
Wij zouden zelfs zeggen, dat de geheele vorm van het verhaal hare mindere geschiktheid tot het schrijven van eenen roman verraadt en nog al eens iets te wenschen zou overlaten, gelijk ons b.v. de invoering van den botaniserenden doctor niet gelukkig scheen en met den toon des geheels in strijd.
De naam van de Schrijfster doet ons natuurlijk vooronderstellen, dat dit boek uit het Engelsch is vertaald; een vermoeden, dat hier en daar door Anglicismen wordt bevestigd, b.v. I. 33. gelukzegger, fortuneteller, voor waarzegger; I. 136. ‘Spreek, Dame!’ waar het Engelsche dame, vrouw, zal hebben gestaan, en enkele andere meer. Maar waarom dan dit ook niet op den titel uitgedrukt? Nu zou men schier geneigd worden, het voor een oorspronkelijk werk te houden, hetgeen het toch wel niet zijn zal.
Druk en uitvoering zijn goed, en wij twijfelen niet, of dit boek zal zijne lezers wel vinden.
No. XII. Boekbesch. bl. 551. r. 3 v.o. moet zijn: hansjesbeker.