zien, en den meesten beminnaren en beminnaressen van dergelijke lektuur wel reeds zullen door de handen gegaan zijn. Aan dat verwijl hebben wij voor ditmaal geene schuld; zij ligt bij de Uitgevers: onze welmeenende aanprijzing van de beide voor ons liggende romans zal misschien hier of daar nog niet te laat komen.
De eerste is meer in den gewonen trant der Schrijfster; de tweede is ruim zoo levendig en vrolijk; ook wordt er het een en ander uit de natuur en levenswijze in Noorwegen, onder anderen eene winterreis door de gebergten van dat land, regt levendig en onderhoudend in beschreven. Kortom, wij beloven den lezers, en inzonderheid der lezeressen, in deze beide boeken wederom eene aangename uitspanning, die tevens haar nut kan hebben, indien men de lessen der menschkundige Schrijfster over het huiselijke leven, hoe luchtig en los soms ook daarheen geworpen, niet onachtzaam voorbijziet.
De vertaling is, zoo als zij van zulke boeken zijn moet, los en vloeijend; daarom is het jammer, dat zij door kleine Germaansche vlakjes, gelijk disch voor tafel, eene nederige houding (gebukte), zich vernederen voor bukken (II. 152) en dergelijke ontsierd wordt. De uitvoering is netjes, en de gesteendrukte titelvignetten zuiver. Wij wenschten wel, dat voor zulke ligte lektuur, voor zulke, mogen wij het aldus zeggen, vrouwelijke boeken, een kleiner formaat, dan het deftige groot octavo, in den smaak kwame. De Franschen en Engelschen begrijpen het anders; maar het schijnt, dat de pogingen, om dat bij ons na te volgen, geen' opgang maken.