| |
| |
| |
Toespraak aan de Leden der Nederlandsche Hervormde Kerk, van wege het Godgeleerd Gezelschap, waarvan het Tijdschrift Waarheid in Liefde uitgaat. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1843. In gr. 8vo. 79 bl. f : - 80.
De geest der Nederlandsche Hervormde Kerk in onze dagen. Door D.H. Wildschut, Theol. Doct. en Predikant te Amsterdam, 2de Druk. Te Amsterdam, bij R. Stemvers enz. 1843. In gr. 8vo. 36 bl. f : - 35.
Wat willen eigenlijk de zeven Haagsche Heeren? Door een' Predikant bij de Hervormden. Te Groningen, bij J.B. Wolters. 1843. In gr. 8vo. 40 bl. f : - 40.
Aan mijne Geloofsgenooten. Door W.H. Warnsinck, Bz. Te Amsterdam, bij S.J. Prins. 1843. In gr. 8vo. 19 bl. f : - 20.
Zangen des Tijds, toegewijd aan mijne Geloofsgenooten. Door W.H. Warnsinck, Bz. Te Amsterdam, bij S.J. Prins. 1843. In gr. 8vo. 27 bl. f : - 30.
Aan den Heer, Mr. G. Groen van Prinsterer. Door W.H. Warnsinck, Bz. Te Amsterdam, bij S.J. Prins. 1843. In gr. 8vo. 7 bl. f : - 10.
Een woord aan de Hervormde Gemeente in Nederland, door eenige leerlingen van den Hoogleeraar P. Hofstede de Groot. Te Groningen, bij J. Gleuns. 1843. In gr. 8vo. 24 bl. f : - 30.
Andermaal roepen wij de aandacht onzer lezers in voor de korte aankondiging van eenige brochures, de kerkelijke twisten van den dag betreffende. Bij de menigte van dergelijke geschriften, zal men in een tijdschrift, dat niet uitsluitend aan godgeleerdheid wordt toegewijd, met een
| |
| |
beknopt overzigt tevreden wezen. De orde, waarin wij hierboven derzelver titels hebben opgegeven, strekt tevens ten maatstaf van de onderscheidene waarde, die wij in afdalende linie aan deze stukken en stukjes meenen te moeten toekennen.
No. 1 staat in alle opzigten bovenaan. Het strekt tot antwoord op het geschrift der zeven Haagsche heeren aan de Hervormde gemeente in Nederland, onlangs in het licht verschenen, en uitvoerig in dit Tijdschrift aangekondigd. De gezamentlijke medearbeiders aan het Groninger Tijdschrift vinden zich verpligt den aanval af te keeren, op hunne gevoelens en werkzaamheden ondernomen. Zij treden daartoe in eene opzettelijke ontwikkeling hunner gevoelens, bepaaldelijk op die punten, omtrent welke men hen zoo hard heeft aangeklaagd voor eene regtbank, waar de zaak volstrekt niet behoorde. Aanvangende met de aanwijzing van het doel, dat het Tijdschrift zich, van deszelfs oprigting af, heeft voorgesteld, en van de wijze, waarop zij zich immer voorstelden, dat doel te zullen bereiken, stellen zij reeds daardoor het overdrevene en hatelijke der beschuldigingen, tegen hen ingebragt, in het helderste daglicht. Zij hebben de pen opgevat, niet om hunne personen te beschermen, of hunne zaak te verdedigen, maar alleen om der kerke wil, en om in het algemeen te doen zien, welke beginselen zij tegen hunne aanvallers kunnen overstellen. Drie hoofdzaken zijn het, waarbij zij zich nader moeten bepalen: hunne gevoelens aangaande den persoon van christus en zijn verzoenend lijden en sterven, aangaande het gezag der H. Schrift en der Apostelen in het bijzonder, en eindelijk aangaande hunne betrekking en verhouding tot de Nederlandsche Hervormde kerk. Na omtrent dit een en ander hunne denkwijze meesterlijk te hebben bepleit, worden de schrikbarende gevolgen voorgesteld, die uit de inwilliging van den eisch der Haagsche Heeren voor de kerk, den staat en de godgeleerde wetenschap noodzakelijk zouden moeten voortvloeijen. Verbiedt ons bestek hier in bijzonderheden te treden, deze kortheid valt te gemakkelijker,
omdat
| |
| |
slechts ééne verklaring over de waarde van het geheel kan worden uitgesproken, deze namelijk, dat het stuk uitmuntend en boven onzen lof verheven is. Niet om de leerstukken of opvattingen, hier voorgedragen, op zichzelve. Wij laten deze aan hunne plaats, als reeds verspreid in het Groninger Tijdschrift, en niet met weinige woorden te beoordeelen. Maar om de uitstekende wijze, waarop de zaak in deze brochure is behandeld. Een geest van gematigdheid, ernst en liefde, een toon van diep gekrenkt maar welgestemd gevoel, een zin voor waarheid en regt, ademt ons in dit schoone stuk van alle zijden tegen. Die in dit opzigt deze Toespraak met die der Haagsche Heeren vergelijkt, en gewoon is, den boom naar de vrucht te waarderen, zal niet langer aarzelen, wat zijde hij moet kiezen. Aan ieder, wien het om een onbevangen oordeel over dit verschil te doen is, kunnen wij niet sterk genoeg de lezing van dit stuk aanprijzen, en daarna eene herlezing van het Haagsche.
No. 2 beveelt zich aan door eenen hoogst bezadigden toon en echt Christelijke bedoeling. Het openbaart niet zoozeer den bijzonderen geest der Groningsche school, als wel der gematigd liberale partij, die zich van het kerkelijke tot het bijbelsche standpunt terugtrekt, en gelijk zij reeds lang voor het ontstaan van het felbestreden Groninger Tijdschrift in ons vaderland bloeide, gedeeltelijk door de Godgeleerde Bijdragen werd vertegenwoordigd. De tweede druk, niet lang na den eersten in het licht verschenen, bevestigde het gerucht, dat de met roem bekende Predikant en Theol. Doct. d.h. wildschut, te Amsterdam, opsteller dezer wèl geschreven brochure was. De waardige Schrijver spreekt in den strijd een woord van vrede, en stelt zich dus voornamelijk de aanwijzing ten doel, dat, niettegenstaande alle afwijkingen, aan de zijde zoowel van ultra orthodoxen, als ultra liberalen, bij het grootste gedeelte der Hervormde Christenheid, nog genoegzame overeenstemming heerscht aangaande de voornaamste punten van het Christelijk geloof, om er hare innerlijke eenheid en hare hoop voor de toekomst op te bouwen. Op algemeen
| |
| |
bevattelijke wijze worden de voornaamste waarheden tot dat einde doorgeloopen, en meestal in het kleed der bijbeltaal gehuld, schoon de verschillende verklaringen der laatste bij de verschillende twistende partijen hier natuurlijk niet in aanmerking kunnen komen. - Voorts worden de welgezinde leden der gemeente ten ernstigste opgeroepen om, tegen allen, die wanorde en scheuring willen aanrigten, hunne stemmen te verheffen en alzoo de Synode in haren goeden wil te ondersteunen. Dit goede woord vinde bij velen eene goede plaats! Het verdient in blijvend aandenken bewaard te worden, ook dan als het eerste twistvuur, wat God spoedig geve, zal uitgedoofd zijn. En het strekke ten aangename bewijze van den geest der gematigdheid, die ook hen bezielt, wien tot nog toe door de Haagsche partij de handschoen niet zoo onmiddellijk was toegeworpen, als aan de Groninger school. Het spreekt ook van zelf, dat, zoo het zevental zijn' wensch aangaande laatstgenoemde mannen verkreeg, niemand, ten ware hij geheel met hen instemde, buiten het bereik van den herlevenden gewetensdwang zoude blijven.
Over No. 3 kan ons oordeel minder gunstig zijn. De vraag, op den titel uitgedrukt, wordt aldus beantwoord: zij willen geheele omkeering der bestaande Nederlandsche Hervormde kerk. Niet genoeg heeft de Eerw. Schrijver, onzes inziens, onderscheiden tusschen het noodzakelijk gevolg en het bepaalde doel van de pogingen der zeven Adressanten. Of ook de toon van Christelijke gematigdheid, bij brandenden ijver voor de goede zaak der vrijheid, wel genoegzaam bewaard is, meenen wij te moeten betwijfelen. Het belangrijkst gedeelte dezer brochure is dat, hetwelk de middelen in het licht stelt, welke de Haagsche Heeren in het werk stellen om hun doel te bereiken. Hier ontvangen zij menigen welverdienden stoot. Aan het slot wordt nog de belangrijke beoordeeling der zaak in quaestie, in den Tijdgenoot van den 9den Maart voorkomende, voor een gedeelte overgenomen.
No. 4 is een hartelijk woord, in regt goeden en vrijen geest geschreven. Het vat echter de zaak minder grondig
| |
| |
op, dan zijne voorgangers. Het vermaant echter op waardige wijze tot waakzaamheid en ijver, en waarschuwt vooral, dat men zich toch het gevaar niet al te gering zou voorstellen. De Schrijver ontraadt daarom ieder vergelijk met de Dordsche partij, dewijl dit bij het verschil van hoofdbeginsel onmogelijk is, en slechts den grond tot nog droeviger scheuring zou leggen. Door diep gevoel gedrongen, meende de wakkere warnsinck, dat hij, als Protestant, de zedelijke verpligting had, om alzoo te spreken, als hij hier deed. En voorzeker zullen velen hem met ons danken voor dit woord op zijn pas, dat ernstige behartiging vinde!
Dezelfde achtingwaardige Schrijver heeft de kerkelijke twisten tot een voorwerp gemaakt zijner poëzij. Als wij beide stukjes, No. 5 en 6, achteraan plaatsen, en slechts met een enkel woord vermelden, het is niet, omdat wij derzelver dichterlijke waarde miskennen, maar alleen omdat zij uit haren aard voor de zaak zelve minder kunnen afdoen. No. 5 bezingt op eene waardige wijze vier onderwerpen, de strijd, het onbevatbare, de verzoening, menschenvonden. Vooral het laatste is schoon, en allen hebben wij met genoegen gelezen. De verzen aan den Heer groen van prinsterer, ook aan de zes overige Adressanten gerigt, zijn van minder beteekenis. Die Heer wordt hier als ‘saulus’ aangesproken, die de Christenen vervolgt. - Vragen als
‘Weet gij den wind te leiden of te keeren,
Is u 't gewest van sneeuw of ijs bekend?
Stemt gij de harmonie der sfeeren,
Zijt gij het die den wagen ment? enz. enz.
kan de Heer groen van prinsterer gerust ontkennend beantwoorden, zonder dat hij zich nog in het minst gedrongen voelt, van zijn standpunt af te gaan. Overigens deelen wij van harte in den wensch, waarmede warnsinck zijne dichtregelen eindigt, en bidden met hem voor den vrede der kerke.
No. 7. Aangaande deze brochure geldt geheel hetzelfde,
| |
| |
wat in ons vorige verslag over een' dergelijk stuk van de leerlingen des Heeren pareau is in het midden gebragt. Het is om de redenen, dáár opgegeven, lezingwaardig, schoon anders de goede wil meer dan de inhoud zelf eenig gewigt in de schaal kan werpen. Tantum.
|
|