schen een jeugdig paar van de op den titel genoemde verschillende godsdienstige gezindheden. De verdrietelijkheden, aan het Roomschgezinde meisje aangedaan door haren onverdraagzamen pastoor en door hare onverstandige geestdrijvende moeder, berokkenen haar eenen vroegen dood.
Zelfs geen Recensent kan bij de aankondiging van een werk als het onderhavige geheel onpartijdig zijn. Is hij een Roomschgezinde van den gewonen stempel, dan zal hij tegen de lezing van het boek waarschuwen, is hij zelfs een orthodox aanhanger van deze of gene protestantsche gezindheid, dan zal hem de liberaliteit, die in het werk heerscht, hinderen. Een oordeel, hetwelk allen bevredigt, zal moeijelijk voor een gemengd publiek geveld kunnen worden. Nogtans liberalen, en tot dezen trachten wij te behooren, van welke gezindheid ook, zullen het werk, als een welgeschreven verweerschrift, hunne belangstelling en opmerkzaamheid waardig keuren. Doorgaans is de toon, waarin de verschilstukken behandeld worden, gematigd en ernstig, eene enkele maal meer luimig, zoo als onder anderen kan blijken uit het volgende, hetwelk tevens een woord op zijnen tijd is:
‘Ik zeg nu maar hein! dat Frankrijk zich thans niet langer, bij uitsluiting kan beroemen, het beschaafdste land der wereld te zijn. Naar mijne gedachten is men, in Nederland, duizendmalen beschaafder; want weten de verlichte Franschen hunne voorvaderlijke Godsdienst nog boven elke andere godsdienstbelijdenis, te verheffen; weet men in Zwitserland tegen ultramontaansche geestdrijvers te waken; weet men in Spanje zich tegen buitenlandsche fortuinzoekers te beveiligen: weet men in Pruissen eenen vreemden indringer, beleefdelijk, af te wijzen; wel man! alle die zotheden van eene vroegere eeuw, kent men in ons lieve Nederland niet meer. Hier oefent men eene beleefdheid jegens vreemdelingen uit, die zelfs den gastvrijen Arabier zoude beschamen. En men ontvangt die vreemdelingen niet alleen als goede huisvrienden, en men opent niet alleen voor hen de kisten en de kasten; maar als de commandant van die vreemdelingen zegt, dat onze Godsdienst hem hindert, dat onze wijze van opvoeding en onderwijs hem ergert, dan gaat de beleefdheid zelfs zoo ver, Godsdienst en onderwijs te veranderen, zoo dat niemand de Nederlanders van overgroote onbeleefdheid kan beschuldigen.’
Het werk is geschikt om over de waarheid in godsdienstige gevoelens na te denken, en om te waarschuwen tegen alles regtvaardigende onverdraagzaamheid en valschen of onverstandigen godsdienstijver.