familie evenwel nog een zilveren molentje berust, dat bijna geheel met dat der bijgevoegde afbeelding overeenkomt. Dit molentje schijnt wel aan geenen zilveren beker, maar waarschijnlijk aan eenen glazen vastgehecht te zijn geweest; hetgeen door de holle gesteldheid van het voetstukje wordt aangewezen.
Eer wij van dit werkje afstappen, moeten wij nog eene aanmerking maken op hetgeen de Schrijver over den ouderdom van den molen-feestdronk opmerkt, dat zij niet voor het midden der XVIde eeuw in gebruik kan zijn gekomen; omdat omstreeks dien tijd de windkorenmolens in Nederland zouden uitgevonden zijn.
De windmolens werden reeds in de Xde of XIde eeuw, en wel allerwaarschijnlijkst in Duitschland uitgevonden. Deze windmolens waren standermolens, aldus genoemd, dewijl de geheele, van hout vervaardigde molens op een' zeer zwaren balk of stander rusten, welken men op eene verticale as, door middel van een' hefboom, kan omdraaijen, opdat men de wieken naar dien kant zoude kunnen rigten, van waar de wind komt, zoo als de paltrokzaagmolens nog heden zamengesteld zijn. De windkorenmolens zijn dus vijf of zes eeuwen ouder dan de Schrijver meent; men vindt ook in van mieris, Charterb. D. III, 624, en D. IV, 7, vergunningen van Hertog albrecht van Beijeren aan de stad Haarlem, in het jaar 1394, omtrent den molenwind aan de zuidzijde van gemelde stad, naar den kant van Heemstede, en van Hertog willem van Beijeren in 1405, aan die van Oudewater om eenen molen te mogen zetten; hetgeen waarschijnlijk windkorenmolens zullen geweest zijn. Maar eerst omtrent het midden der XVIde eeuw vond een Vlaminger de zoogenoemde Hollandsche windmolens uit, of de zoodanige, bij welke slechts het ronde dak met de wieken behoeft rondgedraaid te worden, om dezelve naar den wind te keeren; terwijl de allereerste windmolens vast stonden en met de wieken naar het noordwesten gekeerd waren; zij konden dus alleen gebruikt worden als de wind van dien kant woei.
De vorm van het molentje op de molenbekers, ook dat van het onder mijne familie berustende, is de oude houten standerd- of draaimolen; zij kunnen dus ouder dan het midden der XVIde eeuw, en waarschijnlijk wel van veel vroeger dagteekening zijn, dan de latere verbetering in den