gevolgen eener verkeerde opvoeding met levendige trekken verlangt afgemaald te zien, daar vinden ouders en voogden hier eene belangrijke teekening. Mogten wij in onze dagen dergelijke huiselijke tafereelen te vergeefs zoeken! maar, ongelukkig! ze zijn er nog de jongelingen, die men op hun elfde jaar aan de biljarttafel vindt, gelijk er nog ouders zijn, die, door eene zwakke, onverantwoordelijke toegevendheid, hunne kinderen, al verder en verder, doen voortgaan op de paden van loszinnigheid en ongodsdienstigheid.
Rijk aan zedelijke en godsdienstige wenken is thans ook alles wat de Volksbode geeft. Het ernstige stuk Wereldliefde strekt hiervan mede ten bewijze; terwijl de parelen in den vreemde gevischt gerustelijk kunnen gehecht worden aan het snoer dier edele gesteenten, welke de schat der Christelijke leer, zoo ruimschoots, aanbiedt. Vele spreuken, der overdenking waardig, komen hier als gewigtige levenslessen voor.
De Bijbladen, waarvan gedurende het jaar 1842 door den Volksbode 30,100 exemplaren zijn uitgedeeld, kunnen, uithoofde van derzelver toon en inhoud, niet anders dan veel nut stichten. Hij, die wenscht te weten hoe hij ze op doeltreffende wijze verspreiden moet, kan het hier vernemen. De Volksbode reikt ze uit aan dienstboden, aan fabrijk- en tuinarbeiders, aan handwerkslieden en ook wel aan landlieden; terwijl ieder nog wel verschillende personen in zijne dienst heeft of nu en dan behoeft, die geschikte voorwerpen zijn, om een Bijblad van den Volksbode aan uit te reiken. Wie zijn voorbeeld in deze navolgt zal, buiten twijfel, het goede er van bespeuren; en menigeen, die wat nuttigs en leerzaams op zijnen weg verlangt, zal, voorzeker, dankbaar zulk een blaadje ter lezing ontvangen.
Zoo Rec. eene aanmerking mag maken, dan maakt hij ze op het stukje de Woestijn verheugd. De geheele Oostersche kleur, die over hetzelve ligt, bij sommige overdragtelijke en beeldrijke voorstellingen, moge voor den man van studie en letteren, voor den Dichter, duidelijk en verstaanbaar zijn; de lezer van herder vindt het schoone in de uitdrukking: ‘dat de adem van den morgenstond het vuur op het altaar aanblaast’; hij gevoelt het, wat het is, als er ‘van de schoonheid eener Oasis’ wordt gesproken; maar wij zouden den Volksbode raden, niet te dikwerf op dien toon te spreken: hij zou daardoor welligt dat populaire verliezen, dat hem zoo zeer ingang moet doen vinden bij die klassen van