weinige vermaardheid en naauwlijks den naam van veldslag, althans onder de veldslagen geenen onderscheidenden naam heeft verkregen. De oorzaak daarvan moet eensdeels gezocht worden in den naijver der Oostenrijksche legerhoofden, anderdeels in de kort daarop gevolgde tijden, waarin de partijzucht niet gedoogde, dat zich de waarheid deed hooren, wanneer zij den lof te vermelden had van eenen Prins van Oranje. Hierbij kwam de minachting, die destijds drukte op al wat Nederlandsch krijgsman was. Eindelijk heeft de nederlaag, welke de Prins van Coburg eenige dagen later het Oostenrijksch-Nederlandsch leger heeft doen ondergaan, de overwinning, door Prins willem behaald, nutteloos gemaakt, en daardoor er den luister van uitgewischt.’
De 27ste Aflevering schetst de veldtogten van 1796-1798 onder Prins frederik van Oranje. Met niet minder warmte worden de roemrijke bedrijven van dezen jeugdigen en uitstekenden veldheer in het licht gesteld. Hoogst lezenswaardig ook na al, wat er reeds over geschreven is, is dit gedeelte. Hierop volgt, onder het opschrift: De Bataven in Noordholland, de Geschiedenis der invasie door de Anglo-Russische armée in 1799. Zeer uitvoerig, en veelzins in een nieuw licht, worden de slag van Bergen en die van Castricum beschreven, en daarbij met onzijdigheid over daendels en dumonceau gehandeld, terwijl menig nog levend krijgsman hier eene eervolle en welverdiende melding erlangt. De laatste Aflevering eindelijk bevat, onder de rubrieken: De Winterveldtogt aan den Mein (1800), De Bataven aan den Donau (1805), De Hollanders in Pommeren en Pruisen (1806 en 1807) en de Nederlaag van schill (1809), die krijgsbedrijven, waaraan de Nederlanders ten behoeve eener vreemde overheersching deel moesten nemen. Vooral is hoogst lezenswaardig het laatste gedeelte van de Nederlaag van schill, vooral ook om de aanmerkingen, die wegens de bewaring en teruggave van het hoofd van dien vermetelen krijgsman gemaakt zijn.
Bij de meest gezette lezing is ons niets voorgekomen, dat eenig spoor van overhaasting zoude verraden. De stof, schoon hier en daar al meer behandeld, wordt nieuw door de wijze van bewerking. De Schrijver voltooije het werk met lust en ijver, en zijne zoetste belooning zij het, dat, met het gedenkteeken, hetwelk hij voor Ne-