| |
Grondbeginselen der natuurkundige Wetenschappen, door A.M. Constant Duméril, Hoogleeraar in de Natuurkunde aan de Geneeskundige Faculteit te Parijs, enz. enz. enz. Uit het Fransch vertaald en met Aanteekeningen vermeerderd onder medewerking van J.A.B. Kuyper van Waschpenning, Corresponderend Lid van het Genootschap ter bevordering der natuurkundige Wetenschappen te Groningen. Met 33 Platen. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1842. In gr. 8vo. XII en 622 bl., benevens Register van LXXIII en uitlegging der Platen van XX bl. f 12 - :
De Hoogleeraar duméril, een der oudste leerlingen van den beroemden cuvier, heeft zich in het begin dezer eeuw en dus ongeveer 40 jaren geleden, als medewerker aan de Lessen der vergel. Ontleedkunde voor de twee eerste deelen doen kennen, en tevens twee elementaire boeken (Traité élémentaire d'Histoire naturelle en Zoölogie analytique) in het licht gegeven, die in hunnen tijd hunne nuttigheid hebben gehad. Later heeft hij, als Professor in de Physiologie (hier op den titel Natuurkunde genoemd,
| |
| |
naar een niet geheel ongewoon, maar toch verkeerd gebruik,) aan de medische faculteit te Parijs en tevens als praktisch Geneeskundige, zeker weinig gelegenheid gehad om zich aan de wetenschap der Zoölogie meer dan in 't voorbijgaan toe te wijden, hoezeer hij voor de Dictionnaire des Sciences naturelles van levrault een' algemeen artikel over de Insekten gegeven heeft, 't geen ook onder den titel van Considérations générales sur la Classe des Insectes afzonderlijk is uitgegeven. In de laatste jaren eindelijk gaf hij nog een bewijs zijner wetenschappelijke werkzaamheid, door de bezorging van eene Histoire naturelle des Reptiles, waaraan echter zijn medearbeider bibron, aide-naturaliste au Museum d'histoire naturelle, een werkzamer aandeel dan hijzelf schijnt genomen te hebben.
Deze opmerkingen over den Schrijver van het thans in het Nederduitsch vertaalde werk, waarvan de derde uitgave in 1825 onder den titel van Élémens des Sciences naturelles het licht zag, moeten alleen strekken om onze twijfeling te regtvaardigen, of de keuze, om onze Nederlandsche litteratuur met de vertaling van dit handboek te verrijken, wel in allen opzigte gepast zij. Want vooreerst is, bij den voortgang der wetenschap, een werk, 't geen voor 17 jaren het licht zag (eene latere uitgave dan die van 1825 is ons van deze Elémens van duméril niet bekend, tenzij men een Belgische nadruk als zoodanig beschouwen wilde), thans naauwelijks meer op de hoogte des tijds; maar ten andere was het werk bij deze uitgave zelve reeds eenigzins verouderd; deze laatste omwerking van den Auteur had het hoofdzakelijk slechts met eene inleiding vermeerderd, waarin eenige oppervlakkige begrippen uit de Physica en Scheikunde in weinige bladzijden werden medegedeeld. Ons publiek is niet groot, en dit moet een spoorslag te meer voor Uitgevers wezen, om in de keuze van vertalingen van wetenschappelijke werken zeer voorzigtig te zijn. Elders kan het eene werk naast het andere bestaan, zoo als in Frankrijk en Duitschland; in ons vaderland moet ook het matig debiet van een of ander weten- | |
| |
schappelijk werk het reeds zoo beperkte van een ander over dezelfde onderwerpen nog meer tegenwerken en belemmeren. Ondertusschen, wanneer men de nu en dan bij ons in het licht komende vertalingen nagaat, zoude men denken, dat een blind toeval hier de zaak veelmeer dan eene naauwlettende keuze besliste.
Het ligt buiten onzen kring, hier het oorspronkelijke werk van duméril te beoordeelen. Drie elkander opgevolgde uitgaven van hetzelve toonen genoegzaam aan, dat het althans zijne verdiensten bezit en in Frankrijk en ook buitenslands zijn publiek gevonden heeft. Recensent, die zich sinds zijne vroege jeugd met natuurlijke geschiedenis bezig hield, erkent zelf, veel van zijne eerste kundigheden aan de lezing van dit werk, waarvan toen de tweede uitgave het licht zag, verpligt te zijn. Maar de litteratuur was te dien tijde in dit vak veel beperkter aan handboeken dan thans, en bij de beoordeeling van het debiet moet men ook niet vergeten, dat het bij de eerste uitgave opgesteld was om in de Lyceën van het Fransche Keizerrijk, waar men toen de beginsels der natuurlijke wetenschappen onderwees, gebruikt te worden. Thans heeft men voor het onderwijs in de koninklijke scholen en collegiën in Frankrijk de handboeken van jussieu, beudant en milne edwards ingevoerd, en ware ons publiek niet zoo beperkt, dan zouden wij aan onze uitgevers de vertaling dier boeken gerustelijk aanbevelen.
Wij hebben ons alleen bij de vertaling als vertaling te bepalen. Over 't geheel komt het ons voor, dat dezelve met niet veel zorg uitgevoerd, en niet vrij is van onnaauwkeurigheden. Reeds de aanvang: L'Histoire naturelle est une science d'observation, wordt minder juist door deze woorden in het Nederduitsch overgebragt: De natuurlijke geschiedenis is eene wetenschap van zaken en waarnemingen. Het eigenaardige van de bedoeling des Schrijvers gaat, zoo het ons voorkomt, in deze vertaling verloren. Duméril wil te kennen geven, dat de natuurlijke Geschiedenis tot die wetenschappen behoort, die op waarnemingen berusten, in tegenoverstelling van andere wetenschap- | |
| |
pen, die eenen anderen grondslag hebben. Een weinig verder lezen wij (bl. 1 en 2): ‘Als wetenschap beschouwd is de natuurlijke geschiedenis een deel der wijsbegeerte (philosophia) of van de kennis der dingen, en bevat vier onderdeelen: de eigenlijk gezegde natuurkunde (physica),...... de scheikunde (chemia),...... de natuurleer (physiologia),...... eindelijk de sterrekunde (astronomia.’ Volgens deze woorden zoude de Schrijver de physica, chemie, physiologie en sterrekunde als deelen der natuurlijke geschiedenis beschouwen, terwijl het dan geheel onzeker was, tot welk dezer vier onderdeelen de eigenlijke natuurlijke geschiedenis behoort; want, dat deze noch natuur-, noch schei-, noch sterrekunde, noch physiologie is, weet elk aanvanger. Maar zien wij nu, of de Schrijver werkelijk zelf zoo iets zegt. Bij hem lezen wij: ‘Considérée comme science, l'histoire naturelle est une division de la philosophie, ou de la connaissance de la nature, qui comprend quatre autres parties. De Schrijver zegt dus, dat de natuurlijke geschiedenis een gedeelte der
natuurkennis uitmaakt, welke, behalve deze, nog vier andere deelen bevat, physica, chemie, physiologie en sterrekunde. Op bl. 110 wordt van oorspronkelijke en vulkanische beddingen gesproken, hoezeer de primitive en vulkanische rotssoorten zelden in lagen of beddingen gevormd zijn. Doch in het oorspronkelijke lezen wij niet couches, maar terrains, hetwelk hier min juist door beddingen vertaald is. Ook de druk is niet sierlijk. Punten zijn vaak vergeten. Op bl. 613 leest men in de aanteekening ‘dode ligchamen’ voor doode, sluipwispen voor sluipwespen, en in de voorrede ‘voor welke de vervaardiger zich vleid’ voor ‘zich vleit.’ Dergelijke schrijf- en drukfouten zouden bij naauwkeuriger nasporing in niet geringe menigte voorkomen, en wij hopen niet, dat de vertaler of vertalers van dit werk zich over onze nalatigheid beklagen zullen, daar grootere uitvoerigheid ons tot een veelligt nog minder verschoonend oordeel zou geleiden (bij het doorbladeren b.v. vinden wij nog, bl. 79, Iodium voor Sodium). Ook de platen kunnen niet met die der oor- | |
| |
spronkelijke Fransche uitgave in naauwkeurigheid worden gelijk gesteld. Fig. 1 b.v., op de eerste plaat der insekten, heeft de achterpoot in den tarsus 4 geledingen, in het oorspronkelijke daarentegen, gelijk ook werkelijk in de natuur, 5; Fig. 2 op diezelfde plaat vertoont aan de middelpooten bij j, j zes geledingen in den tarsus (een getal, dat nimmer voorkomt), in plaats van 5. Op de derde plaat der Insekten heeft fig. 6, bij c, in den palpus der onderkaken, vijf, in het oorspronkelijke zes geledingen; dergelijke onnaauwkeurigheden vertoont ook Pl. 4. Bij de overige platen merkt men mede eene gebrekkige navolging
op, bij figuren der pooten en bekken van vogels, der schedels van zoogdieren, enz. Men vergelijke b.v. fig. 68, bek van een' Mergus, met de oorspronkelijke figuur. Heeft men zich ook bij het vervaardigen der platen van eenen gebrekkigen Belgischen nadruk, in plaats van de oorspronkelijke Fransche uitgave bediend?
Wij kunnen derhalve noch aan de onderneming, noch aan de wijze, waarop zij volvoerd werd, onzen bijval geven.
|
|