verkrijgen (bl. 36); die nopens het bij Art. 9 van het tegenwoordig Jagtreglement vergunde, dat namelijk zonen met hunnen vader of diens jager op dezelfde acte kunnen jagen, ten gevolge waarvan sommige stukjagers, d.i. lieden, die van de uitoefening der jagt eene soort van ambacht maken, soms met drie of vier zonen gelijk het jagtveld gaan afstroopen: al deze opmerkingen komen Recensent gegrond voor, en reden te geven, om eene betere wetgeving in dezen te wenschen. Doch ook tot dien wensch alleen, geenszins tot berisping der Regtbanken, kan de opmerking, bl. 34, geleiden, dat zoo vele overtreders worden vrijgesproken, omdat zij bewijzen, dat hier of daar een paal ontbrak, die er had behooren te staan, niettegenstaande het eveneens bleek, dat die paal er weleer gestaan had, maar kort te voren, soms den vorigen nacht, was weggenomen. De Schrijver dwaal, wanneer hij den Regter, hij heeft gelijk, wanneer hij de wetgeving in dezen beschuldigt. Zoo lang de wet vordert, dat eene gereserveerde jagt op zekere wijze zal zijn afgepaald, om het regt van reserve te genieten, spreekt het van zelf, dat de overtreding van binnen de palen eener gereserveerde jagt het wild te vervolgen, wegvalt, als de beschuldigde bewijst, dat er geene behoorlijke afpaling bestond. Alleen dan, wanneer het bleek, dat de van overtreding verdachte den paal had weggenomen of doen wegnemen, zou het ontbreken van dezen of genen paal hem niet baten. Of echter het bezwaar, in de afpaling gelegen, wel geheel verdwijnen zou bij de door den Schrijver voorgestelde verpachting der jagt gemeentensgewijze, en of die verpachting wel eene verbetering zou zijn, wordt door vele bevoegde beoordeelaars betwijfeld. In elk geval verdient de Schrijver allen dank voor de gegevene wenken. Wij hopen, dat zijne bijdrage ernstig zal worden overdacht, en er een nuttig gebruik, tot verbetering der ook op dat punt vele leemten bezittende wetgeving, van moge gemaakt worden.