overing van Coevorden en Drenthe door den Hertog van gelder, waardoor de Bisschoppelijke regering in Drenthe een einde nam. Dit stuk is op dezelfde wijze als het vorige behandeld. Ofschoon al de algemeene geschiedkundige berigten met zorg en vlijt zijn opgezameld, beslaan echter de bijzondere Heerlijkheden, (Coevorden en Ruinen) met en benevens eene uitvoerige beschouwing van het Drentsche Landregt, de grootste plaats. Vooral het aan dit laatste toegewijde Hoofdstuk (bl. 61-174) is bijzonder lezenswaardig. Daarmede staan ook in verband de vijf zeer belangrijke Bijlagen, bl. 229-315 medegedeeld, waarvan de eerste eenen veel verbeterden tekst geeft van het Drentsche Landregt, gelijk het in 1412 op last van den
Bisschop frederik van blankenheim is in schrift gesteld, en hetgeen tot dusverre slechts uit eene gebrekkige mededeeling van a. matthaeus (in notis ad Anon.) en daaruit in de Oudheden en Gest. van Groningen bekend was. - Men zal uit deze beknopte opgave genoegzaam ontwaren, dat dit werk van den Heer magnin niet alleen voor de Geschiedenis van Drenthe onmisbaar is, maar dat het daarenboven vele gewigtige bouwstoffen bevat, waaruit de geschiedenis en oudheden ook der naburige gewesten kunnen worden toegelicht. - Moge het den ijverigen Schrijver niet aan belangstelling en aanmoediging ter voltooijing van zijn inderdaad moeijelijk en gewigtig werk ontbreken!