komt, vóór de eed is kunnen worden gedaan, en indien verder het vonnis, waarvan appél was opgeworpen, bij den Regter in hooger' aanleg wordt gehandhaafd, zoodat daaruit blijkt, dat er ten onregte geappelleerd was; mitsgaders indien de zegevierende partij nu op nieuw alle moeite aanwendt, om den eed te kunnen afleggen, maar hij alsnu komt te sterven, vóór de Regter Commissaris hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld; alsdan de eed moet gehouden worden voor inderdaad te zijn geschied, vermits de tegenpartij, door haar ongegrond appelléren, de aflegging van den eed heeft verhinderd, en naderhand het overlijden van hem, wien de eed was opgelegd, zonder dat deze zijn beweerde vóór den dood herroepen heeft, maar terwijl hij integendeel, tot aan zijn einde, alle poging om te mogen zweren heeft aangewend, zelfs nog meerder zekerheid nopens deszelfs overtuiging van de regtvaardigheid zijner zaak verschaft, dan de aflegging van den eed in volle gezondheid. Geen wonder, dat dan ook de Arrondissementsregtbank te Heerenveen den Advocaat jongstra, in wederwil van alle spitsvondige tegenspraak op grond van hetgeen de kwalijk begrepene letter der wet zegt, volkomen gelijk heeft gegeven, en wij verheugen ons over de zegepraal eener blijkbaar zedelijk en geregtelijk goede zaak.
Minder onbepaald kunnen wij ons vereenigen met de wijze van zien des opstellers van de schets van Neêrlands Staatsbestuur, van de vroegste tijden af, tot op het jaar 1815. Gaarne doen wij hulde aan het beknopte en kernachtige der beschouwing; maar vooreerst is ons de verdeeling in een monarchaal tijdperk, tot aan den dood van Prins willem I of, zoo de Schrijver zegt, tot de afzwering van Spanje in 1581, een republikeinsch tot 1795, en een constitutioneel tot 1815, vrij willekeurig. Zuiver monarchaal is ons Staatsbestuur nooit geweest, en schoon het na den dood van willem I republikeinsch werd, was het zulks nog meer na 1795 tot aan het Koningschap van lodewijk napoleon. Met hem herleefde de nu nog in gewijzigden vorm voortdurende constitutionéle Monarchie. Maar constitutioneel was niet alleen de republiek van 1795 en vervolgens; neen! reeds sedert de Unie van Utrecht bestond er, hoe gebrekkig en onvolledig ook, eene constitutie, waarop zoo wel Stadhouders- als Staatsgezinden zich beriepen. Dat niet alle heil van geschrevene Staatsregelingen alléén te wachten is, stem-