| |
Petrus Paulus Rubens, zijn tijd en zijne tijdgenooten, geschetst in eenige vlugtige tafereelen door G. Engelberts Gerrits. Met Portret naar de oorspronkelijke schilderij van P.P. Rubens. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1842. In gr. 8vo. X en 308 bl. f 3-30.
De Heer engelberts gerrits had, volgens het Voorberigt dezes werks, met het schrijven van het leven van p.p. rubens vooral ten oogmerk, om eens te beproeven, in hoe verre het hem wilde gelukken, eene biographie zoodanig in te rigten, dat de gewone romanlezer het boek niet uit
| |
| |
verveling ter zijde legt. Ref. is dan ook, deze mededeeling onder de aandacht houdende, met de lezing van hetzelve begonnen, en heeft het met genoegen ten einde gebragt. 't Is hier geene geschiedenis, zóó in het kleed van den Roman gehuld, dat, door de vele afwijkingen en fantastische voorstellingen van tijd en handeling, de geschiedenis onkenbaar wordt: 't is hier de levensgeschiedenis van rubens, met eenen kleinen romantischen tint oversapt, waarbij men zich niet al te streng bij den hoofdpersoon bepaalt, maar hem toch dáár, waar de gebeurtenissen des Vaderlands hem kunnen doen uitkomen, met dezelve in eene aangename en belangrijke aanraking brengt; een en ander doeltreffend strekkende om den lezer met hem, met zijnen tijd en zijne tijdgenooten bekend te maken.
Van het geboorte- tot het sterfjaar van rubens, van 1577 tot 1640, levert de geschiedenis des Vaderlands zoo veel belangrijke tooneelen op, dat, indien deze of gene persoon, in welk eene betrekking ook geplaatst, in dezelve werkzaam is geweest, de zoodanige op het tooneel der gebeurtenissen niet alleen eene gewigtige plaats beslaan kan; maar zijne bemoeijingen ook geschikt zijn, om vele dier gebeurtenissen, nu meer geleidelijk, of dan meer verrassend, in het licht te stellen en de aangenaamheid des geheels te verhoogen.
Dat geschiedkundige tijdvak nu, dat zoo veel onheilen, jammeren en gruwelen den Staat heeft opgeleverd, maar ons tevens zoo veel bezadigdheid, trouw en vastheid van beginselen bij den Nederlander kennen doet, is hier juist en met levendige trekken geteekend. De gebeurtenis van den beeldenstorm en verdere oproerigheden vinden wij als de reden opgegeven, waarom de vader van rubens Antwerpen verliet en zich te Keulen ging nederzetten; waar hem petrus paulus geboren werd, die aldaar zijnen vader verliest en met zijne moeder, na veeljarige afwezigheid, eindelijk naar Antwerpen terugkeert; waar het gebeurde onder alva; de groote ramp, Antwerpen, door de Spaansche Furie wedervaren, het tooneel van verraad en bloedstorting in 1583 te Antwerpen; het beleg der stad, door onzen marniks zoo kloekmoedig verdedigd, genoegzame redenen waren geweest, waarom de weduwe rubens niet eerder, dan na een afzijn van twintig jaren, naar Antwerpen terugkeerde, alwaar, nu meer rust heerschende, de jonge petrus paulus
| |
| |
zijne studie hervatte. De weêrzin, dien rubens aan den dag legde, om aan het hof van margaretha van Ligne, weduwe van philippus, graaf van lalaing, als page te gaan, bij de verklaring, dat hij geen edeler beroep kende dan dat van Schilder, voert den lezer, zeer geleidelijk, naar otho venius, die rubens als leerling aanneemt en waar ons verder de talents-ontwikkeling des kweekelings; zijn vertrek van zijnen meester naar Italië; zijn afscheidsgehoor bij den aartshertog en de aartshertogin albertus en izabella, en het roerende vaarwel, aan zijne moeder gebragt, schilderachtig wordt medegedeeld. Vinden wij al deze bijzonderheden in de vier eerste Hoofdstukken: in het Vde Hoofdstuk treffen wij merkwaardigheden van zijn verblijf in Italië en aan het hof van den hertog van Mantua aan. Zijn vertrek naar Madrid en het doel dier zending bij philips III, waar wij rubens een staatkundig karakter zien aannemen, benevens zijne terugkomst te Mantua, wordt hier opgegeven, en dit Hoofdstuk besloten met het sterven van rubens moeder, om welker ziekte hij uit Italië vertrokken was, doch die hij, tot zijne diepe smart, niet meer levend ontmoeten mogt. Dit rouwtooneel is roerend voorgesteld.
Rubens eerste huwelijk; de dood zijner echtgenoot; de ontmoetingen en bijzonderheden, die ons van het Hollandsch reisje, dat rubens, na het afsterven zijner gade, ondernam, worden beschreven, doen ons veel belangrijks kennen; en veel wordt hier ingelascht, dat ons in staat stelt om met het leven en de kunstverdiensten van een' adriaan brouwer, frans hals, joost graasbeek en met vele luimige schilderanekdoten bekend te worden, waardoor het VIde en VIIde Hoofdstuk eenen regt vrolijken tint ontvangt. Het VIIIste deelt ons bijzonderheden van rubens tweede huwelijk mede, welke echt den 6 Dec. 1630 te Antwerpen voltrokken werd. Hier maken wij kennis met de bekoorlijke helena forment, die men weet dat rubens zelfs tot model voor het figuur eener magdalena heeft gebruikt; terwijl in het IXde Hoofdstuk, in eenige kleinigheden, vele schoone trekken van rubens karakter aangeteekend zijn, uitblinkende wanneer hij met tegenkanting of onkundige bedilling te kampen had.
Voor het staatkundig en kunstenaarsleven van rubens is het Xde Hoofdstuk niet minder aangenaam en lezenswaardig. Men ontwaart uit hetzelve de belangrijke zending, die ru- | |
| |
bens van de Infante izabella ontving om, na den dood van Prins maurits en de verovering van 's Hertogenbosch, Venlo, Stralen, Roermond en Maastricht, eenen vredehandel met de noordelijke gewesten te openen, welke beschrijving den lezer weder op de hoogte der geschiedenis plaatst; terwijl wij niet minder verrast worden door het bezoek, dat de Schrijver rubens, vergezeld van zijnen verdienstelijken kweekeling justus van egmond, bij onzen grooten rembrandt laat afleggen: de vorst der Vlaamsche Schilderschool wordt hier bij den vorst der Hollandsche in een allerbelangrijkst onderhoud, zoo wel van de zijde van zijn hart als van die der kunst, voorgesteld, en de levensgeschiedenis van den shakspear onzer Schilders hier op eene eigenaardige wijze ingevlochten, verrijkt met vele dier bijzonderheden, welke wij bij houbraken vinden aangeteekend.
In het IXde Hoofdstuk zien wij ons, onder het opschrift Allerlei, de gelegenheid geopend, om rubens als den gevoeligen mensch en regtschapen kunstbroeder te leeren kennen, steeds gereed om de armen in hunnen nood bij te staan, en zoo als zijn lofredenaar zegt: ‘zijne kunstgenooten altijd ter dienste te wezen, hen te bewonderen en te prijzen, hen aan te moedigen en te verheffen, hunne verdiensten in het licht te stellen. Hij zocht hen op en besteedde belangrijke prijzen, om in het bezit van hun voorhanden kunstwerk te geraken, en strekte deze kunstbroederlijke aanmoediging zelfs uit tot schilders, die hem vijandig waren, die hem verguisden en hoonden.’ Wij worden ook hier met zijnen leerling van dijk en bijzonderheden van andere schilders bekend gemaakt.
Het voorgevallene met den beruchten alchimist w. brendel van Londen, die zijne dienst bij rubens aanbood om door scheikundige bewerkingen goud te maken, is hier, als een bewijs van den vrolijken geest, die rubens bezielde, gepast aangebragt; terwijl het geestige antwoord van den grooten schilder getuigde, dat de kunst bij hem verre boren het goud stond: ‘Mijn Heer!’ was zijn antwoord tot den fortuinzoeker, ‘ik bedank u voor uw vriendelijk aanbod; gij komt juist twintig jaren te laat, want sedert dien tijd heb ik, door het penseel, den regten steen der wijzen gevonden.’
Te midden dezer mededeelingen houdt de Heer engelberts gerrits zijne lezers op het standpunt der geschie- | |
| |
denis, en beurtelings treedt rubens als kunstenaar of als staatsman te voorschijn: de onderhandelingen van izabella met de algemeene Staten, waartoe rubens gezantschap had gediend, werden in de maand November 1633 afgebroken; rubens, van zijne reis teruggekeerd, verloor zijne hooge beschermster: de aartshertogin stierf den 1 December van dat jaar; en het is hier, dat de Schrijver nu de gelegenheid heeft om, bij de intrede van Don ferdinand, op den 4 November 1634 in Antwerpen, rubens, als kunstenaar, weder schitterend ten tooneele te voeren. ‘De Regering,’ zegt de Heer victor grimbergen in de Historische Levensbeschrijving van rubens, die, zoo het Ref. voorkomt, den Heer engelberts gerrits in vele opzigten heeft gediend, ‘de eerste intrede plechtiglyk met veel pracht en luister willende huldigen, besloot verscheidene zegebogen en eerepoorten in de voornaemste straten, waer door deze prins moest doortrekken, op te rechten; ten dien einde verzochten deze heeren aen rubens, teekeningen te maken voor de bogen, en derzelver gepaste versierselen door zinnebeeldige Schilderijen, op de heldendeugden van dezen prins betrekkelijk, te verbeelden.’ Het is ook in genoemd werk (de Heer engelberts gerrits maakt slechts gewag van den zegeboog op de St. Jansbrug), dat wij de uitlegging van al de zinnebeeldige schilderijen, voor de eerepoorten ontworpen en door rubens geschilderd, aantreffen. Al de allegoriën op de elf eerebogen getuigen van de meesterlijke compositie en uitgebreide Mythologische kennis van den grooten schilder. Het
vervolg van dit Hoofdstuk en het XII maakt ons zoowel met een bezoek van maria de medicis, waardoor de Heer engelberts gerrits ons in het tijdvak voert van de geschiedenis der vlugt van de Koningin-moeder naar Brussel, door haren zoon gaston de foix, hertog van Orleans, vergezeld, bekend, als met het gebeurde met rubens aan het hof van lodewijk XIII; terwijl de romantische tint, die hier over het voorgevallene met maria de medicis, het daarin voorkomende karakter van den kardinaal richelieu, den dood der vorstin te Keulen, in 1643, verspreid is, hier een belangrijk geschiedkundig en tevens roerend en aandoenlijk geheel oplevert. Vele uitmuntende trekken van rubens denk- en handelwijze, getrokken uit rubens briefwisseling, verhoogen de belangrijkheid van het XIIIde Hoofdstuk. Het uiteinde van rubens besluit het werk. De
| |
| |
gevoelige berthoud gaf den Heer engelberts gerrits de roerende beschrijving van den dood van rubens aan de hand, die door allen met innig genoegen zal worden gelezen.
Terwijl al die bijzonderheden, uit zijne briefwisseling getrokken, de bewijzen leveren van hetgeen zijn lofredenaar immerzeel in weinig woorden tezamenvat, namelijk: dat hij, als een voorbeeld van matigheid en ijver, als een geleerde, gemeenzaam met de geschiedkundige, wijsgeerige en dichterlijke schriften der ouden en van zijne tijdgenooten, maar vooral als een onwankelbaar Christen in de vervulling der verpligtingen van de godsdienstleere, aan welke hij vuriglijk verkleefd was en in de overtuiging van wier waarheid hij stierf, hier overal voorkomt. Hoogstlezenswaardig zijn deze fragmenten, getrokken uit het in 1838, door broussard, te Brussel, in de Fransche taal, in het licht gegeven werk, onder den titel van: lessen van p.p. rubens over de Godsdienst, Schilderkunst en Staatkunde. Ref. vindt het niet geheel ongepast, vooral in onzen tijd, waarin het getal Schilders (penseelhanteerders?) zoo zeer vermeerdert, en er, helaas! zoo weinig talent en oorspronkelijkheid in hun werk doorstraalt, daar men, als 't ware, er op uit is om, geschikt of niet geschikt, zich aan elk genre te wagen, dat eenigzins aan de orde van den dag is, en den grooten meester naäapt zonder zijne genie of penseelsbehandeling te bezitten of te vatten, eene hoogstgewigtige les van rubens hier aan te halen. Waar vindt men toch thans, bij aankomende talenten, die oorspronkelijkheid, die alleen den roem onzer schilderschool kan staande houden en verheffen? Is b.v. gudin aan de orde, men wil den trant van gudin navolgen. Is het braeckeleer: tot zelfs de charges en platitudes van dien Schilder worden gevolgd; maar zijne naïve compositie, zijne fijnheid van toon, zijne karakterschildering kent men niet. En hoe velen draven niet onzen eenigen
schelfhout na, terwijl het hun, bij het beschouwen der natuur, niet gegeven is, hare schoonheden zoo waar en vol gevoel op doek of paneel weer te geven. Voor dezulken zij het geene stem in de woestijn, wat rubens zegt onder: Het oorspronkelijke en de kopij, bl. 271: ‘De dichters, de schilders, een ieder in de spheer zijner kunst, zijn slechts te zeer geneigd, om elkander na te volgen. Er is echter slechts één meester om na te volgen, namelijk de na- | |
| |
tuur. Groote vernuften hebben altijd dezen weg gevolgd, kleine vernuften volgen de oude sleur, een breed en noodlottig spoor, waarin het voertuig des verstands aan duigen spat, om nimmer weder hersteld te worden. Wanneer een Schilder niets gedaan heeft, dan een' ander te kopiëren, krijgt hij weldra een' weêrzin in zijn eigen werk; want de kopij blijft altijd verre beneden het oorspronkelijke. Er is niets dan dwaling en verval in de bloote navolging van groote vernuften. Waarheid en Natuur, ziedaar onze meesters en die van ons gevoel.’
Genoeg van een werk, dat wij met belangstelling en genoegen lazen. De grafschriften op joannes rubens, op de moeder van rubens, op rubens broeder en anderen, met grafschriften, door rubens zelven in het Latijn ontworpen, komen hier voor. In dat op den dood van jan rubens heeft de Schrijver dezelfde misstelling, die bij grimbergen wordt gevonden, in den tijd der echtvereeniging: hij en grimbergen hebben 27 jaren, en het is Annis 26. Ook vinden wij in hetzelve Rupiblicae, moet zijn Reipublicae. Bladz. 53: laboratorium, voor werkplaats van een' Schilder zegt men niet: aan de plaats, waar natuur- en scheikundige proeven genomen worden, geeft men dien naam; hier is het onjuist. Waarom niet, wilde men geen Nederduitsch woord bezigen, atelier? Op bl. 195 komt het woord laboratorium, bij het voorval van den alchymist, in juiste beteekenis voor. Op drukfouten, zoo als bl. VIII eene tint voor eenen; bl. 29 de tol voor den e.d., willen wij verder niet wijzen; maar besluiten, dat wij wel van gedachten zijn dat de wijze, waarop hier het leven van petrus paulus rubens wordt voorgedragen, onzen landgenooten en inzonderheid het meerendeel der romanlezers niet ongevallig zijn zal.
Wij moedigen den Heer engelberts gerrits wel aan, om zijne krachten aan meer dergelijke onderwerpen, bij voorkeur uit onze zoo rijke geschiedenis ontleend, te beproeven. Wij bevelen het werk als eene aangename lectuur ook onze talrijke leesgezelschappen aan, waardoor het debiet, naar verdienste, moge worden vermeerderd.
De uitvoering is net en goed; de steendruk van het Portret van rubens kantig en krachtig.
|
|