der lang naar eene aankondiging zouden hebben laten wachten, indien wij niet alvorens door alle ons ten dienste staande hulpmiddelen ons nog beter in de zaken, waarover hier gehandeld wordt, hadden willen oriënteren. En na dit gedaan te hebben naar ons beste weten, durven wij vrijmoediger aan het hier geleverde den lof geven van juistheid en volledigheid.
Onze tegenwoordige bezittingen in Oost-Indië worden ook door den Schrijver verdeeld in zes hoofdgroepen, welker afzonderlijke behandeling den inhoud der zes boeken van dit werk zal uitmaken. Ze zijn: 1) Sumatra, 2) Borneo, 3) Celebes, 4) Java, 5) Sumbawa, en 6) de Moluksche eilanden. Doch de Schrijver zal dezelve in eene omgekeerde orde behandelen, als meer overeenkomstig de geschiedkundige herinneringen. Hij begint alzoo, na een algemeen overzigt en eenige geschiedkundige opgaven van zeereizen, ontdekkingen, staatkundige gesteldheid tijdens de ontdekking, enz. met
Amboina. In drie hoofdstukken wordt dit eiland beschreven, met deszelfs voortbrengselen uit het dieren-, planten- en delfstoffenrijk; bestuur, inlandsche bewoners, derzelver aard en levenswijze, enz.; waarna, mede in drie hoofdstukken, de geschiedenis van dit belangrijke specerijeiland volgt, beginnende met de komst der Portugezen in het begin der 16de eeuw, en loopende tot den laatsten tijd, waarbij natuurlijk niet overal enkel op Amboina, maar hier en daar ook op den Molukschen Archipel in het algemeen gelet wordt. Vervolgens worden beschreven de eilanden Boero, Amblau, Manipa, Kalang, Bonoa, Ceram, Ceram Laut, Keffing, Noesa Laut, Honimoa, Boewang Besi en Menado. Daarna de Bandasche eilanden; als een opmerkelijk bewijs van de buitengewone vruchtbaarheid voeren wij aan, dat het eiland Ay, dat in drie of vier uren kan rondgeroeid worden, jaarlijks 30,000 ponden foelie en 120,000 ponden Muskaatnoten opleveren kan. Over het algemeen moet de natuur aan deze eilanden eenen verkwistenden rijkdom van natuurvoortbrengselen gegeven en er allerlei schoonheden van dieren en planten ten toon