medelijden vatbaar; in den smeekende ziet hij geenen vijand meer, maar slechts een' lijdende. Zijnen eigen' dorst vergetende, buigt hij zich over den gekwetste en reikt hem de volle flesch toe. Maar, terwijl hij dit doet, lost de valsche Zweed, die nog voor de laatste maal zijnen volkshaat wilde koelen, een pistool op den geen, die hem poogde wèl te doen. Over dezen echter waakte een goede engel. Hoezeer van zoo nabij gedaan, miste het schot. Bedaard nam F. de flesch, dronk ze half ledig, en reikte ze toen op nieuw den stervende toe, met de woorden: ‘Daar, rekel, nu krijgt gij slechts de helft.’ Een voornaam officier, die niet ver van daar getuige van dit geval geweest was, deelde het den Koning mede, die den wakkeren krijgsman eene belooning deed toekomen, en hem een wapen schonk, waarop eene halfvolle flesch het hoofdbeeld uitmaakt.