De Russen in den Kaukasus.
Eene ukase van den 20sten Mei 1838 verzekert aan de Russische officieren, die zich vrijwillig aanbieden om in den Kaukasus dienst te doen, een jaar vooruitbetaling hunner soldij, dubbele gage en vergoeding der reiskosten. Maar al deze voordeelen schijnen met de gevaren en moeijelijkheden, aan deze dienst verbonden, nog in geene verhouding te staan. Een Engelsche officier, Kapitein jesse, wiens Waarnemingen eens Reizigers verleden jaar in het licht verschenen zijn, merkt het volgende aan betrekkelijk de Russische vestingen in het land der Tscherkessen: ‘De eene zijde derzelve ligt gewoonlijk aan eene rivier en wordt, wanneer deze water genoeg heeft, door eene kanonneerboot en eene gracht beschermd. Is er geene rivier in de nabijheid, zoo zoekt men, bij de keus der plaats, waar men eene vesting wil aanleggen, ten minste eene beek, vermits de bezetting het fort nimmer verlaten kan, om hout of water te halen, zonder eenig verlies te ondergaan. Menigmaal leiden de Tscherkessen de rivier boven het fort af, en dwingen daardoor de Russen, den voorraad, dien zij noodig hebben, op eenen aanmerkelijken afstand te gaan halen. Alsdan zijn deze verpligt, zich door digte bosschen, kreupelhout en andere hindernissen eenen weg te banen, iets waarmede hunne tegenpartij zeer wèl haar voordeel weet te doen, zoodat het geleide, hetwelk meestal uit eene kompagnie bestaat, zelden zonder aanmerkelijk verlies terugkeert. Een Russisch officier maakte mij de aanmerking, dat zeer dikwijls ieder glas water met een glas bloed gekocht moet worden. Blijkbaar is het, dat het nog veel moeijelijker zijn moet, de gemeenschap tusschen twee forten te onderhouden. Dit is echter nog niet het eenige ongemak, waaraan de troepen onderworpen zijn; want in alle laagliggende streken heerscht eene bedorvene lucht, en
de troepen sterven er weg aan koortsen, welke men noch voorkomen noch genezen kan. De levensmiddelen, die men hun nimmer anders dan karig en steeds van dezelfde soort kan laten toekomen, worden hun menigmaal, door de, aan die kusten met bijzonder groot geweld waaijende winden afgesneden, en daar zij in den omtrek zelf geenen leeftogt verzamelen kunnen, verkeeren zij vaak in den zorgelijksten