Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHazardspelen en speelhuizen.Te allen tijde hebben de menschen naar uitspanning en tijdverdrijf gehaakt. De Grieken verveelden zich gedurende het eindelooze beleg van Troje, en bedachten tot hunne verlustiging verscheidene spelen. Indianen of Chinezen hebben reeds vóór onheugelijke tijden het schaakspel uitgevonden, waarin zij met hulp van kleine poppetjes oorlog voeren, legers doen aanrukken en veldslagen leveren. Bij de Romeinen nam de speelwoede zoo zeer de overhand, dat de strengste wetten onvermogend waren aan dien hartstogt | |
[pagina 706]
| |
perk te zetten. ‘De dolheid der hazardspelen,’ zegt juvenalis, ‘is nimmer zoo groot geweest als thans; niet tevreden met al het geld te wagen, dat men bij zich heeft, doet men zich zelfs kisten vol goud nadragen en zet dezelve op eenen enkelen teerlingsworp.’ Maar niets evenaarde de razende speelzucht der oude Duitschers, die, nadat zij veld en akker verspeeld hadden, zich zelven op het spel zetteden en op deze wijs de slaven werden der genen, die hen arm gemaakt hadden. Ziet men nu al in onze tijden dezen hartstogt zelden meer tot zulk eene hoogte stijgen, zoo moet men toch erkennen, dat hij menigmaal de treurigste uitkomsten ten gevolge heeft. Het spel behaagt den mensch om vele redenen, want het prikkelt zijne hebzucht, het wekt zijne nieuwsgierigheid, en de zonderlinge, nu eens gelukkige, dan ongelukkige wisselkansen, door het toeval aangebragt, houden zijne belangneming gaande. Daarom bekleedt het spel ook nog onder de gezellige vermaken van den tegenwoordigen tijd zulk eenen voornamen rang. De handwerksman, die de geheele week door gearbeid heeft, offert des zondags een deel van zijn zuur verdiend loon aan het spel. De student vindt, na zijne geestvermoeijenissen, eene aangename uitspanning aan de speeltafel. De koopman of ambtenaar zoekt daar eene verpoozende afwisseling in zijn eentoonig beroepsleven; de arts verademing van zijne vermoeijende praktijk. De aanzienlijken spelen, soms wijl zij moeten, meer nog wijl zij willen; reizigers spelen, om zich naar de gebruiken van het land te voegen; saletjonkers, omdat de goede toon het vereischt; leegloopers, om den tijd te dooden; armen, op hoop van rijk te worden; rijken, om zich te vermaken, en gaauwdieven, om te bedriegen. Deze laatste soort van spelers wordt nergens zoo overvloedig aangetroffen als in Frankrijk, waar zij onder velerlei namen, ook onder dien van de Grieken (les Grecs) bekend zijn. De behendigheid dezer lieden bij het spel gaat tot in het ongeloofelijke, doch zij ontvangen wel eens hun loon. Te Parijs had, in zeker speelhuis, een dier Grecs de gewoonte, om eene waskaars, die op tafel stond, te snuiten; maar op hetzelfde oogenblik wist hij, door eene snelle handgreep, de beste kaartebladen uit den zoogenaamden stok in zijn spel te doen overgaan. - ‘Mijnheer,’ zeî een oud officier, die met hem speelde, ‘ik heb opgemerkt, dat, zoo dikwijls gij de kaars snuit, ik geen aas kan krijgen. Gij zoudt mij zeer | |
[pagina 707]
| |
verpligten, met deze zorg voortaan aan de bedienden over te laten.’ Eenen tijdlang wist de spitsboef zich te bedwingen; maar zoodra hij kans zag, een zeer voordeelig blad in zijne magt te krijgen, strekte hij weder de hand naar de kaars uit, daarbij zeggende: ‘Neem mij niet kwalijk, Mijnheer, het is zoo eene verkeerde gewoonte, waarvan ik mij niet ontdoen kan.’ - ‘Ik heb van mijnen kant de lastige gewoonte,’ zeî de officier, die ditmaal, daar hij op zijne hoede was, den industrie-ridder op de daad betrapte, ‘dat ik aan ieder, die mij in het spel bedriegt, het licht uitblaas,’ en met deze woorden, een pistool uit den zak trekkende, schoot hij den ander, dwars over de tafel, werkelijk neder. Ook in Engeland worden niet weinige dezer gelukzoekers gevonden. Een der meest bekende was zekere 1er, o'byrne genaamd, die, zonder de minste opvoeding of begaafdheden te bezitten, langen tijd in de glansrijkste gezelschappen der hoofdstad gezien werd. Eens speelde hij des avonds piket met iemand van zeer hoog aanzien, en bevond, dat hij, na weinige uren, reeds honderdduizend pond sterling gewonnen had. Daar hij nu wist, dat zijne tegenpartij niet in staat was, hem die geheele som te betalen, en daar hij vreesde niets te zullen krijgen, wanneer men niet alles voldoen kon, het hij zich opzettelijk zijne winst tot op tienduizend pond weder afwinnen, welke hem dan ook met blijdschap betaald werden. Wegens dezen onvergelijkelijk goeden inval gaf zijn landsman hare hem den bijnaam van xenophon, een' naam die, zeide hij, hem toekwam om zijnen welberaden aftogt met de tienduizend. In twee van Londens voornaamste straten, Regent-street en St. James, liggen zeer vele speelhuizen. Zij zijn bijna alle in den prachtigsten stijl gebouwd, en derzelver instandhouding kost ontzettende sommen gelds. De eigenaars dier rooversholen vormen een bont mengelmoes van oude rijkgeworden spelers, paardenkoopers, geruïneerde millionairs, afgedankte kamerdienaars, gecasseerde ambtenaren, bankbreukige kooplieden, enz. enz. Al deze lieden kleeden zich naar de nieuwste mode, hebben buitenplaatsen, rijtuigen, paarden, houden eene heerlijke tafel, prijken met kostbare horologiën, kettingen, breloques, snuifdoozen, diamanten ringen en andere kleinooden; meestal gewezen eigendom van zoodanige ongelukkigen, die, na hunnen laatsten penning | |
[pagina 708]
| |
verspeeld te hebben, deze kostbaarheden voor een spotgeld verkocht hadden. Verre van deze speelhuizen voorzigtig in den duister te verbergen, waar derzelver plaats behoorde te zijn, worden zij met verblindende gazvlammen verlicht en hebben hunne eigene bijzondere soort van beambten, (de offerzoekers, lookers out for victims, gelijk crockford hen noemt) die de lieden op straat, onder overhandiging van een adreskaartje, uitnoodigen, om het etablissement, waartoe zij behooren, te bezoeken.Ga naar voetnoot(*) |
|