zeer draaijen, en dit gebeurt werkelijk, dewijl de vonk altijd in haren waren stand gezien wordt. Het zoude dus schijnen als moest het eerst gevormde beeld ter zelfder tijd worden uitgewischt, als de oorzaak, welke hetzelve deed ontstaan, zoo al niet verdwenen, dan toch van plaats veranderd is; maar verre van daar! de vonk heeft den tijd, eenen geheelen omloop te beschrijven, op hare eerste plaats terug te komen, en in het oog het beeld van het bovenste punt des cirkels te hernieuwen, alvorens de gewaarwording, welke haar eerste doorgang door hetzelfde punt deed ontstaan, geweken is.
De indrukken, welke wij door het zintuig des gezigts ontvangen, hebben dus eene zekere during. Het menschelijk oog althans is derwijze zamengesteld, dat eene lichtende gewaarwording niet verdwijnt, dan een tiende gedeelte eener seconde na de volkomene verdwijning der oorzaak, welke haar deed ontstaan.
Wij zijn zoo even tot de opmerking gekomen, dat een straalschietend punt, hetwelk niet meer dan een tiende eener seconde besteedt om een' geheelen kring te doorloopen, voor ons oog eenen over deszelfs geheelen omtrek verlichten cirkel zal doen ontstaan.
Het is duidelijk, dat, wanneer twee, drie, tien, honderd straalschietende punten, in regte lijn elkander opvolgende, en tusschen het eerste punt en het middelpunt van omdraaijing geplaatst, te gelijker tijd met gelijke snelheid omwentelen, zij twee, drie, tien, honderd verlichte en gelijkmiddelpuntige omtrekken van cirkels zullen doen geboren worden.
Eindelijk zal iedereen beseffen, dat, indien die verschillende straalschietende, beweegbare punten elkander onmiddellijk opvolgen, - met elkander in aanraking komen, en tevens talrijk genoeg zijn, om, in eenen staat van rust zich bevindende, eene voortgaande lijn van licht te vormen tusschen het aanvangspunt en het middelpunt van omdraaijing, in dat geval de omtrekken, welke zij al draaijende zullen doen ontstaan, zich onderling ook zullen raken, en dat de twee, drie, tien, honderd afzonderlijke