Rollenwissel.
Men weet, hoe te Parijs (misschien ook elders?) gehuurde toejuichers en uitfluiters der tooneelstukken gevonden worden. Dit gaf onlangs in een' der schouwburgen dier hoofdstad, aanleiding tot het volgende kluchtige voorval. Twee dier heeren, die reeds uren lang om ' t zeerst gearbeid hadden, om hunne zoo belangelooze meening in regtstreeks tegenovergestelden geest te kennen te geven, waren beide - de een door het woedend applaudisseren, de ander door het onophoudelijk siffleren - zoo vermoeid, dat zij hunne taak niet langer konden volhouden. Op het punt om die te moeten opgeven, kreeg de claqueur eenen heerlijken inval. ‘Confrater,’ zeî hij tegen zijnen antagonist, ‘hoor eens, ik kan niet meer klappen; zie slechts, hoe mijne handen gezwollen zijn! Gij daarentegen zijt geheel buiten adem. Laat ons dus van rol wisselen. Gij klapt voor mij, en ik fluit voor u. Men verliest er niets bij, want ik vervang u en gij mij.’ Bereidwillig werd de voorslag aangenomen, en bijval en afkeuring lieten zich met vernieuwde kracht in de zaal vernemen.