| |
| |
| |
De speler.
Een speler ging daaglijks ten disch en ten dans,
De zon zijner vreugd praalde in schittrenden glans,
Het spel was hem gunstig, en, waagde hij veel,
Bij 't wagen was 't winnen voortdurend zijn deel;
Hij lachte en hij riep in vervoering steeds uit:
Door niets wordt op aarde mijn voorspoed gestuit!
Daar stond in den nacht, toen hij 't speelhuis verliet,
Een bedelaresse; hij merkt haar wel niet,
Maar zij spreekt met bevende stemme hem aan:
‘Wees, brave! wees gij met mijn jammer begaan;
Ik smeek om een aalmoes; ach! stil mijn geween;
Slechts lompen bedekken mijn rillende leên.’
Hij werpt haar een geldstuk met drift in de hand;
‘'t Geluk,’ zegt hij, ‘hield aan mijn zijde weêr stand,
En blijft mijn gelukster steeds flonkerend staan,
Dan bied ik, door geld, u mijn bijstand weêr aan;
Kom, vrouw, altijd hier; is mijn geldbeurs voorzien,
Dan zal ik u hulp en verademing biên.’
En weêr lokt het spel hem den volgenden dag;
Hij gaat en hij keert even blij als hij plag;
Daar staat weêr de bedelares, en met drift
Reikt hij haar, voortijlend, weêr mildlijk een gift;
En vall' ook haar innige dank hem ten deel: -
De speelzucht ontgloeit en bedwelmt hem geheel.
En eens op een nacht toog hij pijlsnel weêr heen;
Daar stond zij, de schaamle, met snikkend geween;
Fortuin had haar schat weêr den speler geteld;
Hij keerde beladen met tasschen vol geld;
Doch toornig en norsch graauwt hij de arme nu toe:
‘Kwel, wijf, mij niet langer; uw klagt ben ik moê!’
En plotslijk verdween zij; geen klagt of geen woord
Werd meer van de bedelaresse gehoord;
Schor kraste de nachtuil; dof klonk van den dom
Het middernachtsuur met holdreunend gebom;
In 't rond was 't den speler zoo aaklig en naar,
Als werd hij slechts lijken en geesten gewaar.
| |
| |
Des anderdaags keerde hij weêr naar het spel;
Hij kende fortuin, zoo hij meende, te wèl;
't Geluk had hem nimmer benijd of belaagd;
Dus werden weêr duizenden roekloos gewaagd.
Fortuin keert den rug hem; hij speelt, hij speelt door,
En schatten van zilver en goud gaan te loor!
Nu, raadloos, wanhopig ter deur uitgegaan,
Nu spreekt hem geen bedelaresse meer aan;
Wel was het als klonk hem een stem in het oor:
Verlaat toch het spel en 't bedrieglijke spoor!
O! Zaagt gij vaak d' arme in zijn lijden en druk,
Ras wijkt ook van u 't onbestendig geluk.
De dag breekt weêr aan, en zijn speelzucht ontbrandt;
Wis speelt hem fortuin dubble winst in de hand;
Hij hoort naar vermaning noch waarschuwend woord,
Maar speelt met fel brandenden ijver steeds voort;
Verdubbeld wordt de inzet, niets dat hem weerhoudt,
Maar, weg is weêr 't zilver en weg weêr het goud!
Nu tast hij met roofzieke hand naar het geld,
Door weêuwen en weezen vertrouwd hem geteld.
Wat raakt hem geweten, wat deugd en wat eer!
Hij lacht met vertrouwen en schattenbeheer;
't Wordt alles gewaagd en ten offer gebragt,
Als proef, waar hij uitkomst voor 't laatst nog van wacht.
Verdobbeld is ras ook dat heilige goed;
Hij lastert den Hemel, en, raadloos, verwoed,
Verwenscht hij zichzelven en vloekt zijn bestaan;
Hij blikt nog de lagchende spelers eens aan;
Bespot en verguisd door de brassende bent,
Verlaat hij al razend het speelhuis in 't end.
Nu doolt hij verwilderd in 't holst van den nacht,
Door angst en vertwijfling tot wanhoop gebragt;
Hij ijlt naar den oever van 't bruisende meer;
Hij blikt en hij peinst, hij schouwt rond en peinst weêr;
De Furiën staan, waar hij doolt langs de kolk,
En martlen hem, dreigend met geesel en dolk.
Verloren is alles! geen lichtstraal blinkt door!
Bang klinkt hem het ruischen der golven in 't oor,
| |
| |
't Geloei van den storm in den aakligen stond,
't Meldt alles hem dood en verwoesting in 't rond;
Hij peinst, en hij blikt in 't geöpende graf,
En stort, zich vervloekend, van d' oeverkant af.
Nu strekt hij stuiptrekkend de handen vooruit;
Niets hoort hij, dan 't bonzen van 't golfslaggeluid;
Daar voelt hij op eens zich gesleurd met geweld,
En waant zich in de armen des doods reeds gekneld;
Maar, God! wie, staat helpend, menschlievend hem bij?
De bedelaresse, geen ander dan zij!
Naar het Hoogduitsch van passy.
j. van harderwijk, rz.
|
|