‘Heer waard,’ zeide ik, ‘uwe historie wordt een roman. Wat behelsde het biljet?’
De logementhouder wierp mij een' verwijtenden blik toe, tastte in zijn' vestzak, en gaf mij een klein gekreukt briefje, waarop de volgende woorden stonden: ‘Geef aan toonder dezes toegang en eene plaats in de voorste loge van den Italiaanschen schouwburg. - M.’
‘Dat is dan toch, moet ik zeggen, eene zonderlinge manier, om een' bedrogen echtgenoot te genezen!’ voerde ik den verteller te gemoet.
‘Scherts toch niet, Mijnheer! Ik ging, hetzij dan uit bijgeloof of uit nieuwsgierigheid, naar den schouwburg, en zag aldaar een stuk, dat een' verbazenden indruk op mij gemaakt heeft.’
‘En dat stuk heette?’
‘Othello. Het bevat, gelijk Mijnheer wel weten zal, de geschiedenis van een' man, die zijne onschuldige, te onregt door hem verdacht gehoudene vrouw om het leven brengt. De haren rijzen er iemand bij te berge! Maar kunt gij raden, welke zangeres de rol der gelasterde vrouw vervulde? Het was de vreemde dame, die in mijn logement haren intrek had. Bij het tooneel, waarin desdemona de door othello haar toegebragte doodwond poogt te ontwijken, riep ik overluid uit: “Genade! genade! dood haar niet!” Toen het stuk uit was, viel ik in zwijm.’
Ik zag den waard aan: het bloed was hem naar het hoofd gevlogen; zijne oogen schitterden, en deze over het algemeen weinig beschaafde man was van zijn onderwerp door en door aangegrepen geworden; de hartstogt had zijn anders zeer dagelijksch organismus als gegalvaniseerd.
‘Nu?’ vroeg ik hem; ‘en gij hebt hierop aan uwe vrouw vergiffenis geschonken?’
‘Ja,’ gaf hij ten antwoord; ‘ik reikte haar de hand. Arm schepsel,’ sprak ik tot haar in tegenwoordigheid der vreemde dame, ‘moge God u vergeven, gelijk ik u vergeef, en moge Hij uit het boek uwer zonden dat misdrijf uitwisschen, waarvan ik thans de herinnering vernietigd wensch.’
‘Heer waard,’ hernam hierop de vreemde; ‘ik zweer u bij alwat mij dierbaar is, dat uwe vrouw onschuldig is! De dag zal komen, waarop ik u de geheele waarheid zal mogen openbaren.’
‘Maar ach, Mijnheer, deze dag heeft nimmer mogen ver-