Zijn fortuin maken in de wereld.
Sommigen (zoo schrijft malvoglio) zijn groot geboren; anderen maken zich groot, en aan nog anderen wordt het groot zijn toegeworpen: de meesten dergenen, die tot eenige onderscheiding in de wereld geraken, worden min of meer door al deze drie omstandigheden begunstigd; maar het hoofdpunt daarbij is, de bekwaamheid te bezitten, om door eigen toedoen groot te worden. Een mensch kan de omstandigheden, maar de omstandigheden kunnen niet den mensch tot zijne grootheid dwingen. Hij moet daartoe in zichzelven, als 't ware, den stempel dragen, of hij kan nooit iets van beduidenis worden: doch de voortgang van een mensch tot zijne grootheid kan in de omstandigheden bespoediging of vertraging vinden. Elk, die zijn fortuin in de wereld maakt, moet eenig talent bezitten, hetzij zulks het talent is, om in letterkunde uit te munten, of dat om van staatkundig gewigt te worden, of dat om schatten op te hoopen, of om tot iets anders te geraken, hetwelk de voorwaarde van grootheid in het een of ander vak uitmaakt. Natuurgaven zijn een eerste vereischte voor elk uitstekend mensch. Tegen hetgeen wij hier beweren strijdt het niet, wanneer wij niet zelden zotten of domkoppen in de wereld fortuin zien maken: want zotheid is met zekere natuurlijke gaven zeer wel bestaanbaar, ja, dikwijls is zij zelve eene gaaf der natuur. Een man van gering verstand kan muzikaal talent bezitten en zijn fortuin maken, ja een groot man worden, omdat hij paardenharen naar eisch over kattendarmen weet te wrijven. Bij het opwaarts stijgen van begaafde menschen werkt het toeval op verschillende wijs: sommigen worden door vrienden in de hoogte getrokken en opgehouden; anderen door vijanden in de hoogte gestooten; dezen laatsten gaat het bij slot van rekening gemeenlijk nog beter dan de eersten, want vijandschap is duurzamer dan vriendschap. Vriendschap trekt menigwerf hare hand terug, juist wanneer men haar het meest noodig heeft; vijandschap daarentegen stoot voort, zoo lang zij kan. Een
mensch zonder vrienden is ongelukkig; maar iemand, die geene vijanden