Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over het Tagebuch einer medizinischen Reise nach England, Holland und Belgiën, von G. Varrentrapp, Dr. in Frankfurt am Mein.(Eene bijdrage, hoe spoedig, oppervlakkig, partijdig en ligtgeloovig vreemdelingen vaak over Holland oordeelen.)
Dat vreemdelingen, ons land en onze inrigtingen bezoekende, zeer dikwijls een oppervlakkig, onvolledig, partijdig en ligtgeloovig oordeel over dezelve vellen, is eene bekende | |
[pagina 122]
| |
zaak, van welke derzelver Reisverhalen, Journalen, Tagebuchen enz. de duidelijkste bewijzen opleveren. Daarbij moet men maar eens op den spoed letten, waarmede velen bij hunne zoogenoemde onderzoekingen of nasporingen te werk gaan, en hoe weinig zij er zich aan laten gelegen liggen, om met zoodanige personen in aanraking te komen, die juist in de gelegenheid zouden geweest zijn om hun de noodige inlichtingen te verschaffen. Meestal nemen zij, bij hunne komst, hunne toevlugt bij zoodanigen, die, als vroegere vreemdelingen, ons land ter woonplaats en kostwinning gekozen hebben (en wien is het onbekend, dat dit getal al zeer groot is?) en, na een langer of korter verblijf, zich den naam van Hollander toeëigenende, zich niet ontzien, op allerlei wijze den goeden naam van den Hollander, deszelfs land, zeden, gewoonten en inrigtingen, in een verkeerd of hatelijk daglicht te plaatsen. Het schijnt zelfs, dat onze Duitsche naburen er thans, meer dan ooit, op uit zijn, om die goede, gastvrije Hollanders, waar zij kunnen, een bespottelijk, dom, bekrompen voorkomen te verschaffen. Een vernieuwd bewijs van het boven aangestipte levert, mijns inziens, dat gedeelte van de Medizinischen Reise op van Dr. varrentrapp, dat op Holland betrekking heeft. Het overige, verreweg grootste gedeelte, laten wij voor rekening der Engelschen en Belgen. Dr. varrentrapp dan begeeft zich den 8 April 1838 van Frankfort op reis naar Holland, om van daar naar Engeland en België over te steken, en zit reeds te dien einde den 18 van dezelfde maand op de stoomboot naar Londen. Hij heeft dus naauwelijks acht dagen besteed, om ons land en deszelfs geneeskundige inrigtingen te onderzoeken; en zoo zal dit dan, blijkens het slot van zijn Vorwort, moeten dienen, om de opmerkzaamheid van anderen op te wekken, of den reiziger tot wegwijzer te verstrekken!! Te Nijmegen aangekomen zijnde, waar de geneeskundige Reiziger geene inrigtingen schijnt gezien te hebben, begeeft hij zich naar Utrecht, eene schoone stad door hem genoemd, waar het Ziekenhuis bezocht, en van hetwelk een en ander opgegeven wordt; daarna wordt het Krankzinnigenhuis bezigtigd, dat welverdiende lof bekomt, maar waaromtrent de Reiziger zich vergist, door den Hoogleeraar schroeder van der kolk der Arzt te noemen: zijn Hooggeleerde is Mederegent van dit gesticht, bijzonder met het toezigt belast over | |
[pagina 123]
| |
de behandeling der aldaar verpleegd wordenden; terwijl de bepaalde Geneesheer Dr. visser was, thans vervangen door Dr. van der lith. Ook het Stads-kinderhuis (selekten Waisenhaus) wordt bezigtigd, en opgegeven als gestiftet von der Freifrau van reede, geb. tuist van voorhout; moet zijn: duyst van voorhout, Douairiere van rheede, Vrouwe van Renswoude. Het militaire Hospitaal schijnt even min als het fraaije Kabinet van Waspreparaten van wijlen den Heer koning opmerkzaamheid verdiend te hebben; terwijl de Reiziger met geen der Hoogleeraren in aanraking gekomen is. Nu gaat de reis naar Amsterdam, waarschijnlijk per Diligence, voort; men is ten 8 ure vertrokken en was ten 12 ure aldaar. Hoezeer de Reiziger derhalve maar voor een klein gedeelte den Amstel gezien heeft, zegt hij toch, dat het éénige belangrijke bij die rivier hierin bestond, dat haar water bij windstilte, de haar omringende voorwerpen helder terugkaatst, maar bij toenemen van den wind en zacht golfgeklots zich als moeras-water, zoo zwart als roet, vertoont! Welk eene juiste opmerking! Het water schijnt zoodanig zijne opmerkzaamheid gaande gemaakt te hebben, dat hij niet eens van het inderdaad fraaije gezigt op Amsterdam, op de hooge sluis namelijk, gewag maakt. In Amsterdam aangekomen, dat, zoo als varrentrapp zegt, zijn speciellen Karakter verkrijgt door zijne enorme Massa von Kanälen, wordt eerst het Museum van het Trippenhuis beschouwd. Geen wonder, dat der schilderij van van der helst, de Schuttersmaaltijd, de grootste lofspraak wedervaart. Rembrand's beroemde tafereel, de Nachtwacht, scheen den Reiziger minder te bevallen; maar het benadeelt den roem van den grooten rembrand in niets, of zijn penseel de goedkeuring van eenen Duitschen Medicus al dan niet wegdraagt. Dat zijn land ons maar eens een' Schilder opgeve, die met rembrand in vergelijking kan komen! Het Werkhuis ligt nu aan de beurt: de schilderijen aldaar wekken vooral de aandacht op, en wij vinden er van eene zoodanige gewag gemaakt, door zanderfeldt geschilderd, ons geheel onbekend. Die naam komt onder de schilders van de Hollandsche School niet voor. Wij gelooven, dat de Reiziger zich in den naam vergist heeft, en dat de schilderij, door hem bedoeld, die van zandvoord is. Hij heeft ook vergeten die van jan de baan, quinkhard en b. van der | |
[pagina 124]
| |
helst op te geven. Maar wat nu het gebouw zelf betreft, dat kon zijn Ed. leider nicht sehen, da es gerade von oben bis unten gescheuert werd! Indien de Reiziger zich bij een' der Regenten van het gesticht had laten aanmelden, of van dezelve een toegangbriefje verzocht had, zoude er, ondanks dat schrobben, wel gelegenheid geweest zijn om hem hetzelve te doen zien; waarbij hij dan ook de inrigting van de ziekenkamers in oogenschouw had kunnen nemen, om zich te overtuigen, dat aldaar de kribben niet met dikke, fur Licht und Luft undurchdringbare Vorhängen omgeven zijn; iets, dat hij in alle ziekenhuizen zegt gevonden te hebben. Het Koninklijk Paleis bezoekende, wordt het voorgesteld als het huis der ehemaligen Generalstaaten. Neen, Doctor! dat Paleis was te voren het Stadhuis. Nu, wat een Rathhaus is, zal zijn Ed. wel bekend wezen. Het zijn hubsche Gemälde alleen, die hetzelve bevat. De Nieuwe Kerk volgt nu: een hässliches Gemengsel aller möglichen verdorbenen Baustyle. (Sic!) De marmeren grafnaalden der Hollandsche Seehelden ruyter, van gaalen en spijk worden op ééne lijn gesteld. Bezwaarlijk zullen wij aan den laatsten, om zijne grootmoedige opoffering, den naam van zeeheld geven, daar wij geheel iets anders onder dien naam verstaan, en schenken dien daarom aan de ruyter, van gaalen, tromp, piet hein en anderen, omdat zij de zee schoon veegden van de vijanden van Nederland en de belangrijkste zeeslagen leverden. Van het voortreffelijke gedenkteeken, in dezelfde kerk ter eere van den Admiraal j.h. van kinsbergen opgerigt, de welgelijkende afbeelding des Admiraals levensgrootte voorstellende, rustende op een' lijksteen van bastaard statuair marmer, in eene nis, bij wijze van grafkelder, wordt geen gewag gemaakt. Nu komen wij aan het Geneeskundige. De aanhef: In medizinischer Hinsicht wird Amsterdam, trotz seiner grössen Bevölkerung, uns sehr unbefriedigt lassen, begrijpen wij niet juist. Van waar heeft Dr. varrentrapp dit besluit opgemaakt? Hij schijnt niemand anders dan Dr. rive gesproken te hebben, en deze moet dus beschouwd worden alleen bevoegd te zijn daaromtrent de noodige inlichtingen te geven, hoewel Dr. rive, om de woorden van den Reiziger te bezigen, der tüchtige Arzt war, der erst zur Zeit der Cholera hierher kam, sich aber von da an sehr schnell eine Carriere machte. Hij schijnt ook met dien Geneesheer eeniglijk over genees- | |
[pagina 125]
| |
kundige onderwerpen gesproken te hebben. Van hem heeft hij dus ook vernomen, en dat als het meest belangrijke te beschouwen is, dat de Typhus abdominalis in seinen Symptomen wie in seinem Sectionsbefund noch keinesweges eine allgemeine Krankheit in Nordholland sei. Wij laten den Frankforter Geneesheer zijne Typhus abdominalis gaarne; en indien deze ziekte aldaar eene zoo algemeene ziekte is, wachten wij van hem daarover eene diagnostische en therapeutische Verhandeling. Wij wenschen, dat die ziekte maar aan gene zijde van den Rhijn blijven zal; maar welligt ziet men daar meer Typhus abdominalis ohne Typhus abdominalis, zoo als hufeland eens schreef, Krankheiten des Herzens ohne Herzkrankheiten, daarmede ongetwijfeld te kennen willende geven, dat deze ziekten, bij vele Geneeskundigen, meer in de verbeelding dan in wezen bestonden. Maar voorondersteld, dat Dr. rive den Reiziger aanleiding gegeven had tot hét uiten der boven opgegevene woorden, zou dan die Typhus abdominalis niet in hare constantesten symptomen door andere Geneesheeren waargenomen kunnen zijn, hoezeer deze niet, zoo als Dr. rive, de gaaf mogten bezitten, om dezelve te diagnosticeren? En tegen het besluit a posteriori, dat is, uit het lijk afgeleid, valt nog al vrij wat te protesteren, daar oorzaak en gevolg vrij dikwijls met elkander verwisseld worden. Wij hebben niet kunnen nagaan, dat de Reiziger, bij het bezoeken van het Sint Pieters Gasthuis, met de Hoogleeraren tilanus of suringar eenig gesprek gehouden heeft, dat welligt, in het belang van het gesticht en deszelfs Regenten, noodzakelijk en nuttiger hadde kunnen zijn dan die, welke zoo maar in omtrekken van het gesticht, vroeger een Stadsgesticht, nimmer tot het doel ingerigt, waartoe het later is gebezigd, hebben plaats gehad, en welke bedenkingen niets anders zijn dan overbekende zaken. Dat er in het Binnengasthuis chronische en zoodanige zieken voorkomen, wier gebreken durch die eigenthümlichen klimatischen Verhaltnisse Hollands bedingt sind, (Febris intermittens), is eene bekende zaak; maar daarbij had hij van andere Geneesheeren, die lang reeds de praktijk in Amsterdam uitoefenen, kunnen vernemen, dat de intermittentes aldaar sedert vele jaren minder voorkomen dan voorheen, hoezeer de klimatische Verhältnisse dezelfde zijn. De patient, die nach einer 9 monatlichen Seereise aus Ostindien aangekomen was, en zich in het Gasthuis bevond, moet verbazend lang op zee rondge- | |
[pagina 126]
| |
zworven hebben, daar men in ruim drie maanden uit de Oost in het Vaderland terugkeert. Het oordeel over het Binnengasthuis moest ongunstig uitvallen; had de Reiziger het dezer dagen bezocht, welligt had hij dan eenige verbeteringen kunnen opmerken; dezelve hadden hem althans aangewezen kunnen worden. Maar ik houd het voor eene beleedigende uitdrukking voor de Hoogleeraren, aldaar met de zorg voor de zieken belast, dat het ziekenbezoek van de aldaar aanwezige honderden daarin alleen zoude bestaan, dat der Arzt die Hunderte von Kranken kurz examinirt, und dann in ein grosses von der Wärterinn dargchaltenes Foliobuch, in welchen unter einander alle die officinellen Formeln des Hospitals gedruckt stehen, hinter diese die Nummer des Bettes schreibt. Es ist dies das Surrogat einer Krankengeschichte. Ik heb te veel achting voor de Hoogleeraars, dan dat ik een oogenblik zou durven vooronderstellen, dat daarin allein die Krankenvisite bestaat. Van het klinische onderwijs zelf, en de wijze, waarop de Hoogleeraars daarbij gewoon zijn te werk te gaan, wordt geen woord gerept. Dat almede het oordeel over het Buitengasthuis niet gunstig zijn zoude, was te verwachten; hoezeer ook al hetgeen daaromtrent wordt aangevoerd overbekend is en niets nieuws bevat. De Geneesheer van dat gesticht mag zich gelukkig rekenen, dat Dr. varrentrapp zich overtuigd houdt, dat de methode van vezin ter behandeling der Scabies aldaar aangewend wordt. Wat de krankzinnigen aangaat, zullen deze thans gewis meer dan ooit de zorgen des Geneesheers uitmaken, die zich door eene opzettelijke buitenlandsche reize in staat heeft gesteld, om over de inrigtingen en behandeling te kunnen oordeelen. Ook het daaromtrent aangevoerde is tot vervelens toe gezegd en herhaald. Noch het Theatrum anatomicum, noch het kabinet van den Hoogleeraar g. vrolik, noch de Hortus Botanicus schijnen den Reiziger eenig belang ingeboezemd te hebben; ten minste wij vinden geen gewag gemaakt, dat hij daartoe eenige poging heeft in het werk gesteld. Te verwonderen is het, daar dan toch andere voorwerpen, zoo als een reisje naar Broek in Waterland, niet achterwege gelaten zijn, dat het Entrepôt-dok noch het daarbij gelegen Arsenaal en de Werf zijne aandacht opgewekt hebben, daar toch iets dergelijks in Frankfort niet te zien valt. Wat dat Broek in Waterland betreft, zoo wordt daarvan | |
[pagina 127]
| |
eene breedvoerige beschrijving medegedeeld, alsof zijne Duitsche landgenooten daarmede geheel onbekend zijn, daar men zulks toch overal vermeld vindt; maar het is eene onwaarheid, dat jeder Amsterdamer seinen Gast bestimmt fragt, ob er schon Broek gesehen hat, und dringend empfehlt, man möge es ja nicht versäumen. Hij had beter gedaan zijne landgenooten bekend te maken met de Willemsluis en de zoo belangrijke vaart, door welke de grootste schepen tot aan het Nieuwe Diep geraken. Van Amsterdam gaat nu de reis naar Haarlem, alwaar de Reiziger zich niet heeft opgehouden, en waar hij dus noch het Museum, noch het gebouw van teyler, noch den fraaijen Haarlemmerhout, noch de ter zijde af gelegene badplaats Zandvoort bezocht heeft; het laatste is voor een' geneeskundigen Reiziger belangrijker dan Broek in Waterland. Leyden naderende, ziet men alsbald die alte Universitats und Gelehrten stadt; en al aanstonds wordt de lezer, dat wil zeggen de buitenlandsche lezer, vergast op een charakteristik Beispiel von einem ruhigen, stillen, besonnenen und dabei so sehr gedeihenden holländischen Handels und Fabriken Leben. Inderdaad, hoe is het mogelijk, dat Dr. varrentrapp zich zulk een sprookje op de mouw heeft laten spelden; en alles voor goede munt opgenomen, en, in de overtuiging der waarheid, zulks zijnen laudgenooten kan opdisschen! Ex ungue leonem. Jammer intusschen, dat hij ons den naam schuldig is gebleven van den Leydenaar, die hem zoo deerlijk bij den neus heeft gehad. Dat Beispiel bestaat dan hierin: Een der grootste lakenfabrieken behoort den Heere L.... toe. Deze man, een eenvoudig burgerman, een goede slokker, in één woord een werkman, bezit thans een vermogen van zestien millioenen guldens, twaalf driemastschepen, en handelhuizen in Smirna en Kaïro! Wat van Angora - wol te bekomen is, koopt hij op, en heeft daarvan eene monopolie gemaakt: deze wol wordt hem door zijne schepen toegezonden. Komt nu zulk een groot transport aan, dan neemt een belangrijke arbeid voor de familie eenen aanvang; want de oude man en zijne familie verstaan alleen de kunst om de wol behoorlijk uit te zoeken en te sorteren (!) Daar zit dan die familie (ja zelfs de aan een' zeer rijken, geachte Geleerde uit den omtrek gehuwde dochter wordt hierbij gevraagd) een paar dagen lang te midden van die stinkende wol, en sorteert alleen de fijnste soort (!) Dit verrigt zijn- | |
[pagina 128]
| |
de, wordt het overschot aan de werklieden overgelaten, die hetzelve in verschillende soorten verdeelen, welke alsdan verkocht worden. Uit die allerfijnste soort fabriceert de Heer L., met eenige honderde werklieden, zoogenaamde polemiet, een zeer fijn, glinsterend, op zijde gelijkend doek. Dit wordt naar China uitgevoerd, waaraan door de Chinezen, bij de afwisselende hitte van den dag en de koelte van den nacht, boven hunne eigene zijde de voorkeur wordt gegeven, uit hoofde van deszelfs grootere digtheid. De schepen, die het naar China voeren, laden aldaar velerlei voortbrengselen van het land, voeren dezelve naar het Oosten, en volbrengen op deze wijze den drieledigen weg. Wat zegt gij van dit sprookje, Lezer? Leyden heeft nimmer een driemastschip met wol binnen hare wallen zien binnenkomen; de zoogenaamde Grootvaarder, een schip, dat van Amsterdam op Leyden plagt te varen, is het eenige, dat Wol aldaar aanvoert. En op die wijze 16 millioenen guldens gewonnen te hebben! zouden het ook kreutzers zijn? Dit is intusschen waar, dat vele buitenlanders, met zeer weinige guldens in Holland gekomen, aldaar vrij aanzienlijke sommen hebben overgewonnen. In Leyden zag de geneeskundige Reiziger alleen het klinische Hospitaal, en dat schijnt hem nog al bevallen te hebben. Het is intusschen onjuist, wanneer hij zegt, dat Prof. macquelijn der medizinischen Abtheilung vorsteht. Dit geschiedt afwisselend met Prof. pruys van der hoeven. Het spijt ons, dat hij zich niet in de gelegenheid heeft gesteld, het anatomische Kabinet te kunnen zien; dan had hij ook de Praeparaten van wijlen den beroemden ruisch gezien, welke hij niet wist dat aldaar gevonden werden. Het Stadsziekenhuis, dat te gelijk den krankzinnigen tot verblijf dient, heeft hij mede niet bezocht, omdat de Geneesheeren het hem, ihrer Ehre halber, niet wilden laten zien!! (Sic.) Gelukkig, dat er nog iets in Holland en wel te Leyden gevonden wordt, dat zijne verwachting zelfs overtroffen heeft, het Museum namelijk voor de Natuurlijke Historie; het was intusschen alomme met roem bekend. Het Museum van Egyptische Oudheden, in waarheid eenig in zijne soort, schijnt voor den Reiziger van geen belang te zijn geweest. Er had ook geen uitstapje naar Katwijk plaats, waar de Schrijver de zoo belangrijke uitwateringsluis, alsmede het | |
[pagina 129]
| |
einde van die rivier had kunnen beschouwen, welke het Duitsche land zoo heerlijk doorkronkelt. Naar den Haag vertrokken, wordt door den Reiziger als eene bijzonderheid al dadelijk opgegeven het verschil in paarden, zoodat men aldaar geheel andere aantreft dan de sterke, zwarte Friesche, en verrast wordt door Mecklenburgsche en Engelsche paarden, tot welker vermeerdering de afgezanten aldaar aanleiding zouden gegeven hebben; terwijl daarentegen het hoornvee ook aldaar, zoo als in geheel Holland, wit en zwart gevlekt of bijna geheel zwart is; de zoogenaamde lakenveldsche en roodbonte koebeesten schijnen door hem niet opgemerkt te zijn. Zonderling is het, dat het nabijgelegen Scheveningen den geneeskundigen Reiziger geen belang ingeboezemd heeft; ook de aldaar zoo aanzienlijke als belangrijke zeebadinrigting had hij, in plaats van Broek in Waterland, wel eens mogen gaan bezoeken. Kon hij dan zijnen spotlust al niet botvieren, hij was door oculaire inspectie beter in staat geweest, om zijnen Frankforter lijders, die zijn Ed. over zeebadinrigtingen en het gebruik der zeebaden mogten raadplegen en naar deze inrigting vragen, behoorlijke inlichting te verschaffen. Het Haagsche Stadsziekenhuis, het Gasthuis, alsmede het Krankzinnigenhuis, wedervaren eene vrij billijke lofspraak. De Reiziger vertrekt over Delft naar Rotterdam, en zit, zoo als wij zagen, den 18den op de stoomboot naar Londen. Eindelijk komt, na dit negendaagsche uitstapje van Frankfort tot aan den Haag, besteed tot bezigtiging der Hollandische Krankenanstalten, de reizende Geneesheer als tot eene recapitulatie, waarvan de aanhef is, dat hij alle die zieken-inrigtingen nog verre beneden zijne verwachting, ja zelfs onder nul gevonden heeft. ‘Hoort! hoort!’ zou men in het Engelsche Parlement zeggen. Wij zeggen, dat, om zulks te bewijzen, er meer dan eene zoo oppervlakkige beschouwing noodig is, als de Schrijver daaraan te koste gelegd heeft. Deze verklaring vondt weerklank bij de buitenlanders; zij is zelfs door eenen beoordeelaar van het Tagebuch van Dr. varrentrapp in schmidt's Jahrbücher herhaald geworden. En of dit niet genoegzaam ware, wordt er nog bijgevoegd, dat het voor den Geneesheer, vooral voor den Geneesheer van een Hospitaal, in velerlei opzigten lehrreich ist zu sehen, wie Hospitäler sammt allen ihren Einrichtungen nicht sein sollen; dabei ist dieser negative Gewinn ziemlich | |
[pagina 130]
| |
rasch zu erlangen. Nun ist aber wirklich fast alle und jede Einrichtung total verkehrt oder hinter unserem Jahrhundert und dessen Aufordnungen weit zuruckgeblieben. Ziet hier nu eenen verzachtenden balsem voor deze diepdoorgedrongene wonde: Dr. varrentrapp getuigt, dat alle Holländische Hospital-Aerzte niet alleen unterrichtete, maar ook allgemein und allseitig unterrichtete Männer, frei von medizinische Vorurtheilen, theilsweise selbst ausgezeichnete Gelehrten sind; zoo ten minste kwamen hem alle die Geneeskundigen voor, met welke hij het genoegen had in aanraking te komen, die allen in rustiger Manneskraft dastanden. Wij weten evenwel niet, met hoe vele (het schijnt met zeer weinige) en met welke mannen hij gesproken heeft. Wij lazen wel, dat hij met Dr. rive zeer vele gesprekken over vele geneeskundige onderwerpen gehouden heeft, welke weten wij niet; welligt dat ze ons in het een of ander Duitsch Journaal worden medegedeeld. De naam van Prof. suringar in het Binnengasthuis, die van Dr. hageman in het Buitengasthuis wordt wel aangetroffen; maar het is ons niet duidelijk, of hij met dezelve bepaalde geneeskundige onderwerpen behandeld heeft. Dit is ook toepasselijk op Leyden, waar zijn Ed. slechts den naam van de Hoogleeraren macquelijn en broes opgeeft; alsmede op den Haag, waar die van Dr. dingemans, van de watering en meijer voorkomen. En evenwel hebben de Hospitalärztze hem het allerminste befriedigt; want zij bezoeken met den hoed op het hoofd, in de eene hand eene, slechts getallen schrijvende pen, in de andere eene cigaar, of wel met deze in den mond, hunne zieken. Wie de Hospitalärzte geweest zijn, die hem zoo het allerminste befriedigt hebben, kunnen wij niet nagaan; zij moeten voorzeker geheel andere personen zijn geweest dan die, van welke hij kort te voren getuigde, dat zij allgemein und allseitig unterrichtete Männer waren. Wij behooren geenszins tot de voorstanders van het cigarenrooken in het algemeen, en veroordeelen zulks bij of in den omtrek van zieken ten sterkste; maar om daaruit de gevolgtrekking af te leiden, dat zij geene achting voor hunne medemenschen zouden hebben, en dat bij dat cigarenrooken die achting voor hulpbehoevenden verloochend zoude worden, is ongepast en hatelijk. Wij hebben buitenlandsche Hospitalärzte aangetroffen, die geene cigaar rook- | |
[pagina 131]
| |
ten, en bij welke hulpbetoonende bewijzen van menschelijk gevoel of deelneming schaars te vinden waren. De daarop volgende bedenkingen omtrent vele verkeerdheden, zoo wel wat de inrigting der gebouwen als het daaruit voortvloeiende gebrekkige aangaat, zijn niet van allen grond ontbloot; maar zij zijn overbekend, en tot derzelver verandering en verbetering is meermalen, wij erkennen het, te vergeefs gewerkt. De Geneesheeren hebben daaromtrent dikwijls hunne stem doen hooren; maar het is alwederom te onbepaald gezegd, wanneer de Reiziger meent, dat, bei der Ruhe des Holländers, und seiner Anhanglichkeit und Verehrung für alte Sitte, dass fast in gar nichts eine Veränderung, eine Verbesserung gegen früher, ja gegen die Zeit der Stiftung der Anstalten eingetreten ist. Integendeel, wij meenen reden te hebben om overtuigd te zijn, dat sedert eenige jaren verbeteringen hebben plaats gehad; dat, volgens de getuigenis der Hoogleeraren, door hun toedoen vele zoodanige aan de lokalen zijn aangebragt. En zoo is dan het uitstapje geeindigd, en hiermede het plekje vaarwel gezegd, van hetwelk de Reiziger (blijkens het Voorberigt) alles heeft medegedeeld, wat voor den Geneesheer in het bijzonder en voor den gebildeten Mann in het algemeen, met betrekking tot Natur und Kunst, als belangrijk kan worden beschouwd!! Waarlijk, wij kunnen niet beter eindigen, dan met hetgeen wij onlangs door een' Duitscher opgeteekend vonden: (Einige Worten über das Reisen, insbesondere über das der Aerzte.) ‘Wanneer men bedenkt, hoeveel wijsheid velen van die plaatsen hebben medegebragt, waar zij, zoo als men zegt, nur hineingekrochen haben, dan zoude men inderdaad zich verpligt rekenen, die zoonen van Aesculapius, welke eene wetenschappelijke reize ten doel hebben, eene voorloopige Cultiviruny ihres Gerueh - sinnes ernstig aan te bevelen.’
van der breggen.Ga naar voetnoot(*) |
|