Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet socialisme, of het jonge Engeland.England has always had its school of infidelity. Het Socialismus in Engeland heeft de strekking, om alle grondslagen der bestaande kerkelijke en burgerlijke gemeenschap omverre te werpen. Die rigting, gelijk de beginselen, van welke zij uitgaat, is dus in regelregten strijd met haren naam. Het meest antisociale stelsel, dat de wereld ooit kende, wil het zoogenaamde Socialismus vestigen. Het is dan ook hierom vooral, dat het betee- | |
[pagina 12]
| |
kenis heeft gekregen, en dat het de openbare opmerkzaamheid tot zich heeft getrokken. De rigting, welke het heeft, is wel noch nieuw noch eenig; een Engelschman alleen kan er a new system of philosophy in vinden; maar nieuw en eenig, vreemd, ja wonderbaar is het toch, dat het Socialismus juist den laagsten stand der maatschappij tot den kring zijner werkzaamheden heeft gekozen; dat het, eene geheele hervorming van alle menschelijke betrekkingen zich ten doel stellende, deze van onderop begint, en dat het zijne bemoeijingen met eene stoutheid en vastheid doorzet, welke blind zijn voor al de groote hinderpalen, welke het van alle kanten in den weg staan, en niet afgeschrikt wordt door al de mislukkingen en teleurstellingen, welke het tot hiertoe heeft ondervonden. Tot leus, als 't ware, heeft het Socialismus den naam van eenen man gekozen, die sinds meer dan het vierde van eene eeuw bezig was, om, naar zijn begrip, in het groot te algemeenen nutte iets goeds tot stand te brengen, en die gewis ook iets beters tot stand gebragt zoude hebben, wanneer met zijne talenten eene goede en veelzijdige beschaving ware gepaard gegaan, en hij even wijs en vroom, als stout en ondernemend ware geweest. Robert owen, een rijk Fabrikant in Schotland, een man van practisch verstand en van welwillende gezindheid, maar geheel zonder theoretische kennis en ook zonder ware vroomheid van gemoed, ergerde zich aan de verbazende ongelijkheid, welke er overal bestaat, maar bijzonder in Engeland, waar de hoogste rijkdom tegen de diepste armoede scherper overstaat, dan in eenig land ter wereld, in de verdeeling van de goederen en geneugten des levens. Eene voorname oorzaak van die ongelijkheid meende hij te vinden in het thans zoo algemeen heerschende sijstema van concurrentie (competition), waardoor de menschen, in plaats van elkander naar vermogen te helpen en te ondersteunen, als benijders tegen elkander overstaan, en alleen werken, om de een den ander vooruit te komen en ten koste van elkander zich te verheffen. Daarin meende hij de bron van alle tegenwoordige men- | |
[pagina 13]
| |
schelijke ellende te hebben gevonden. Als het beste middel, om die bron te stoppen, beschouwde hij het beginsel van weêrkeerige ondersteuning en gemeenschappelijke werkzaamheid, (system of union, of cooperation) volgens hetwelk de arbeider niet, als ware hij een bloot werktuig, met een gewoon dagloon wordt afgezet, maar tot een zelfstandig deelgenoot wordt gemaakt van de geheele winst, welke de arbeid opbrengt. Dit beginsel bragt hij het eerst in werking bij zijne eigene fabrijk te New-Lanark bij Glasgow. Hierbij nam hij ook, nevens de zorg voor de uitwendige, de inwendige welvaart der arbeidende klasse zeer ter harte, en was hij bijzonder bedacht op de verbetering van het schoolonderwijsGa naar voetnoot(*). Zijn plan, met gematigdheid voortgezet, gelukte zeer goed, en de inrigting van owen wekte de opmerkzaamheid niet alleen van Engelschen, maar zelfs van buitenlanders, die dan ook naar dezelve onderzoek deden. Zijne groote rijkdommen verschaften hem den toegang tot de kringen der Aristocratie. Na den tweeden Parijschen vrede werd hij zelfs te Londen aan de verbondene Souvereinen voorgesteld. Toen later Keizer nicolaas Engeland bezocht, ging hij ook naar de fabrijken te Lanark; en owen werd kort daarna medelid van de Akademie te St. Petersburg. Het welgelukken der eerste onderneming had nogtans het nadeelige gevolg, dat owen, die nu er niet aan twijfelde, of zijn plan zou ook in veel wijderen omvang uitvoerbaar | |
[pagina 14]
| |
zijn, het ten eenemale overdreef, en op het denkbeeld kwam, om het regt van particulier eigendom en alle onderscheid van standen te doen ophouden. Naardien hij hierdoor met alle burgerlijke verordeningen in strijd moest geraken, en dien strijd ook niet schroomde, zoo was het niet vreemd, dat hij spoedig nog eenen stap verder ging, en ook de godsdienstige grondslagen van maatschappelijke vereeniging bedreigde. Hij erkende namelijk in deze de verheffing en de heiliging van alle maatschappelijke beschaving; maar juist die beschaving, zoo als zij thans is, beschouwde hij als de oorzaak, waardoor het menschdom tot den afgrond des verderfs was gebragt. Ondertusschen bleven alle bemoeijingen van owen, hoe hij ze ook doorzette, te vergeefs bij alle Europesche Staten. Geen' van dezelve kon hij voor haar belangstelling inboezemen. Daarom wendde hij zijn oog naar Amerika, dat land der toekomst. Hij hoopte aldaar voor de zaden, welke hij zocht uit te strooijen, eenen welgeschikten grond te zullen vinden, waar geen onkruid van ingewortelde vooroordeelen eerst behoefde uitgeroeid te worden. In 1828 werd hij door den Hertog van wellington aan de Zaakgelastigden der Britsche Regering te Mexico en te Washington aanbevolen. Hij verkreeg van de Mexicaansche Regering de vrijheid, om zijne beschavende hand te leggen aan de destijds nog weinig ontgonnen provincie Texas. Vermoedelijk dacht men toen nog weinig aan de godsdienstige theorie van owen, aan zijne bedoelingen met opzigt tot de Godsdienst, daar deze ook destijds, in vergelijking met zijne industriéle en philantropische bedoelingen, nog geheel op den achtergrond stonden. Ondertusschen moest owen voor deze aanbieding van het Mexicaansche Gouvernement bedanken, omdat het hem aangebodene terrein, hoe uitgestrekt ook zijne middelen waren, toch te groot was, om hem de onevenredigheid tusschen gene en deze niet te doen beseffen. Hij verkoos liever, in het Westen van Noord-Amerika, in den Staat Ohio, een stuk lands van zekeren rapp, een Wurtemberger, te koopen, en in eene nieuw gevestigde kolonie, | |
[pagina 15]
| |
New Harmony, zijne socialistische hervorming tot stand te brengen. Hij had aldaar omtrent 800 personen om zich verzameld. Als grondslagen van de nieuwe kolonie werden gesteld Vrijheid en Gelijkheid. De werkzaamheden van den dag werden gevolgd door vermaken en drinkgelagen bij nacht. Op zondag werden voorlezingen gedaan over allerlei onderwerpen, behalve over - Godsdienst. Maar na verloop van een jaar ging de kolonie te niet, daar de leden van dezelve, al spoedig de vrijheid en gelijkheid moede, of haar overdrijvende, aanspraken maakten, waaraan owen, wilde hij aan zijne grondbeginselen getrouw blijven, niet toegeven kon. Hij keerde naar Engeland terug, waar hij in stilte begon te werken, en men verloor hem uit het oog. Bij het streven in Engeland onder de arme volksklasse - dat door de steeds toenemende Industrie wordt begunstigd - om door inspanning van eigene kracht voort te komen in de wereld, heeft het nooit aan apostelen ontbroken, die zich geroepen gevoelden, om de zaak der armen zich aan te trekken. Daardoor ontstonden ondernemingen, zoo als die der Zaturdagavond- en Penning-Magazijnen, welke ten doel hadden, de kennis en wetenschap der arme volksklasse uit te breiden. Zoo kwamen er ook Associatiën tot stand, welke de verlichting der lagere volksklasse, bijzonder met opzigt tot maatschappelijke betrekkingen en inrigtingen, op allerlei wijze wilden bevorderen. De medeleden noemden zich Socialisten. Onder hen werden vooral twee vereenigingen van beteekenis, de Association of all Classes of all Nations en de National Community Friendly Society, welke beide al spoedig zich met elkander vereenigden, en zich The Universal Community Society of Rational Religionists noemden. Derzelver werkzaamheden bestonden in voorlezingen, welke iederen avond te Londen en in groote Fabrijksteden werden gehouden, over onderwerpen, die de staatshuishoudkunde, de Godsdienst en het dagelijksche leven betroffen. Werklieden met hunne vrouwen en kinderen werden, tegen betaling van een klein entrégeld, | |
[pagina 16]
| |
daarbij toegelaten. Ook verspreidde men kleine geschriften van gemengden inhoud. Aan deze vereenigingen sloot zich owen aan, of liever zij vervoegden zich bij hem, toen hare fondsen begonnen te verminderen. Het kon hem niet moeijelijk vallen, al spoedig bij deze menschen de voorname man, en in hunne zaak, als 't ware, het beginsel van leven en werken te worden. Daar hij reeds te voren, in zijn denken en handelen, dezelfde vijandige rigting had, als zij, tegen alle bestaande orde van zaken, zoo was het hem zeer welkom, hier eenen kring te vinden, waarin hij aan zijne inzigten en plannen ter reorganisatie der menschheid (der lagere volksklasse) vrijen loop kon geven. Het is hier de plaats, om het oog te vestigen op de fondamentele leerbegrippen van het socialistische stelsel. Deze moeten gekend worden, ten deele uit den zoogenaamden Sociaalbijbel, een vlugschrift van een enkel blad in omvang, ten deele uit de Tijdschriften, welke als organen der partij uitkomen, zoo als: de Star in het Oosten (the Star in the East) uitgegeven door hill, en de nieuwe zedelijke Wereld (New Moral World) van flemming, den Secretaris van het Genootschap, waarin ook de eigene schriften van owen, zijne voorlezingen namelijk, stukswijze worden gevonden; voorts uit de talrijke en alom verspreide Traktaatjes der socialistische Vereeniging.Ga naar voetnoot(*) Van de practisch-industriéle zijde des systeems van owen heb- | |
[pagina 17]
| |
ben wij te voren reeds gesproken. Hier zal het bijzonder aankomen op den theoretischen of - bijaldien men in dit geval deze uitdrukking gebruiken mag - religieus-zedelijken grondslag van hetzelve. Als grondslag van het geheel schijnt men te mogen aannemen een Atheïsmus van de oppervlakkigste en ruwste soort. Het bestaan van God, als persoonlijk en hoogst Wezen, wordt ronduit ontkend, en niet alleen elke stellige Godsdienst, ware of valsche, maar ook in 't algemeen elke betrekking tusschen God en den mensch, tusschen Hemel en aarde, verworpen. ‘Bestond er ooit zulk een hoogste Wezen - zegt owen - dan zoude het zich aan de menschen, zonder wolken en nevelen, zonder geheimenissen, geopenbaard hebben. De Godsdiensten, welke onder de namen van buddha, jehova, christus, mohamed gesticht zijn, hebben slechts menschelijke wetten verbreid, welke in tegenspraak zijn met de eeuwige wetten der natuur. Ontleedt men die wetten, dan loopen zij uit op deze drie absurditeiten: Geloof aan mijne leeringen, zoo als die, door mijne Priesters, aan u verklaard worden; gevoel zóó, als deze leeringen, overeenkomstig de verklaringen, welke de Priesters er van geven, u bevelen, dat gij gevoelen zult; beloon mijne Dienaren er voor, dat zij zulke grondleeringen u inprenten.’ In den Sociaalbijbel leest men: ‘Alle vereering van eenen Oorsprong aller dingen, wiens eigenschappen toch onbekend zijn, (want de mensch bezit nog geene genoegzame kennis van daadzaken, waaruit hij tot zulk eenen Oorsprong en tot diens eigenschappen besluiten kan) komt uit onwetendheid voort, en heeft niets verstandigs ten oogmerk. Bij zulk eene vereering kunnen de menschen onmogelijk tot verstandige wezens opgevoed en gevormd worden.’ Naardien derhalve het Socialismus zich volstrekt met God niet bemoeit, zoo zou men kunnen denken, dat hetzelve, bij de bewustheid eener Godheid, welke toch de menschen als aangeboren schijnt, schoon zij ook ganschelijk onderdrukt of verloochend zij, hun eene plaats zou aanwijzen, op welke zij boven de gewone menschelijke betrekking waren verheven (apotheoseren); maar | |
[pagina 18]
| |
dat is geenszins het geval. In plaats van den mensch te verheffen, vernedert het hem tot een wezen, dat volstrekt en noodzakelijk aan allen mogelijken invloed der zinnelijke wereld is onderworpen. De mensch is, volgens owen, een met verstand begaafd dier, (a reasoning animal) door zijne natuurlijke gesteldheid gedwongen, om zijn zinnelijk gevoel als overtuiging, als waarheid en als eenige drijfveer van zijne daden aan te nemen. Hij is een schepsel van uitwendige omstandigheden, een speelbal van alle winden, door opvoeding, gewoonte, omgang, behoefte en verleiding datgene geworden, wat hij is, eene levende machine. De aarde is zijn Paradijs, en het graf de eindpaal van zijn bestaan.Ga naar voetnoot(*) Ten einde het genot van dat bestaan zich niet te verbitteren, moet hij allen onnatuurlijken gewetens- en doodsangst van zich verwijderd houden, en zich tevreden stellen met de kennis, dat hij, stervende, in het al der natuur terugzinkt, om tot nieuwe stof voor nieuwe vermenging en vorming te dienen. De mensch bezit het vermogen niet, om de vrijheid van zijnen wil tegen den aandrang van zijne zinnelijke natuur te doen gelden. Juist dan zou hij onnatuurlijk handelen, wanneer hij zulks deed; want de wil van den mensch is over 't geheel niets anders, dan het resultaat van de ondervindingen van zijn ligchaam en van zijnen geest, en deze zijn op hare beurt weder slechts instincten der menschelijke natuur, welke ieder genoodzaakt is te hebben of in zich op te nemen. Daarom bestaat er voor den mensch boosheid noch zonde, maar alleen kwaad (evil, only evil); en die leeringen, welke het te- | |
[pagina 19]
| |
gendeel stellen, zijn door onwetenden of door bedriegers uitgedacht, door de laatsten om de groote menigte door schrik in bedwang te houden. ‘Het denkbeeld, - zegt owen - dat men gewoon is aan het woord boos of zonde te hechten, is eene ongerijmdheid, die aan het brein van overspannen Fanatieken haar oorsprong is verschuldigd; aan menschen, die met de wezenlijke gesteldheid en de wetten hunner eigene natuur onbekend waren.’ Daarom is dan ook, volgens hem en de zijnen, ieder individu niet verantwoordelijk voor zijne gezindheden, en alzoo ook niet te prijzen of te beschuldigen; ‘want daar de mensch - zoo leest men in den Opstand der Bijen, Revolt of the Bees, een socialistisch Traktaat, dat overigens, niet zonder scherpzinnigheid en welsprekendheid geschreven is - niet ‘zelf zijn karakter vormt, zoo is het onregtvaardig, ja wreed, hem te willen vergelden, hem te willen straffen. Het is niet in het vermogen van eenen roover, zijne handelingen te besturen, naardien de beweegredenen, welke hem daartoe dringen, gegrond zijn in eene hem bijzonder eigene organisatie (his peculiar organisation); en derhalve moeten, ten gevolge hiervan, alle systemata van straffen en vergelden te eenemale wegvallen.’Ga naar voetnoot(*) Naardien deze begrippen en bedoelingen van het Socialismus niet alleen met alle Godsdienst, maar ook met alle beschaving, ja met alle maatregelen van Policie in strijd zijn en deze als bespotten, zoo ontslaat van zelve de vraag: wat dan toch wel de band van vereeniging zij, wat het middel ter instandhouding van dien band wezen mag, en wat denzelven tegen de poging ter ontbinding, die van | |
[pagina 20]
| |
buiten mogt komen, zal beveiligen, indien het althans bij de Socialisten waarlijk ernst is, om eene Vereeniging, eene Gemeenschap te stichten? De Sociaalbijbel geeft het antwoord op deze vraag: ‘Zal er voor het menschdom ooit een gelukkige toestand plaats grijpen, dan moet ieder individu van kindsbeen af in eene betrekking gesteld worden, welke hem liefde omtrent alle menschen en goedhartigheid omtrent alle levende wezens inboezemt. Maar deze liefde en goedhartigheid zijn met onwetendheid, misdaad en armoede, welke noodwendig uit de tegenwoordige maatschappelijke betrekkingen voortvloeijen, te eenemale onbestaanbaar. Desniettemin is het mogelijk, deze hoogere gevoelens, liefde en goedhartigheid, der geheele menschheid, allen hare individus in te boezemen.’ De wijze, waarop het Socialismus de oplossing van dit vraagstuk wil beproeven, leidt tot de verbreking van alle die banden, door welke de menschelijke maatschappij als zoodanig bestaat; het staat regelregt in tegenspraak met alles, wat heilig in dezelve is, en ademt vijandschap en haat tegen het leven als echtgenooten en familie. Owen zelf is wel, in zijne vroegere geschriften, dit punt met stilzwijgen voorbijgegaan; maar later heeft hij, in eene reeks van voorlezingen, tien in getal, welke onlangs in het licht zijn gekomen, zijne denkbeelden over het huwelijk en over familiebetrekking breedvoerig ontwikkeld. Het huwelijk verklaren hij en zijne Medesocialisten voor eene vloekwaardige instelling, voor eene onnatuurlijke misdaad, voor eene misgeboorte van Hierarchie en Despotismus, voor eene uitvinding van den Duivel, voor de voorname bron van alle demoralisatie en van de grootste ellende. Een man tot de gemeenschap met ééne vrouw en eene vrouw tot de gemeenschap met éénen man te bepalen, dat noemen zij eene verschrikkelijke schennis van de goede wetten der natuur (a horrid infraction of the kind and genial laws of nature.) In plaats van eene verbindtenis voor het geheele leven, moet men vrijheid hebben, om voor eenigen tijd het voorwerp zijner gemeenschap te kiezen; en wat te dezen opzigte bij de dieren plaats | |
[pagina 21]
| |
heeft, dat moet voorbeeld voor de menschen zijn. ‘Beide geslachten - zoo leest men in den Sociaalbijbel - moeten eene gelijke opvoeding, gelijke regten en dezelfde persoonlijke vrijheid hebben; hunne wederzijdsche verbindtenissen moeten voortkomen uit de algemeene sympathie van hunne natuur, waarbij geen kunstmatig onderscheid (artificial distinction) behoort in aanmerking te komen. Alle kinderen moeten, als kinderen van het algemeen, (van de Vereeniging) ook gemeenschappelijk opgevoed en met de wetten hunner natuur tijdig bekend gemaakt worden. De menschelijke maatschappij moet niet uit bijzondere familiën bestaan, maar uit vereenigingen van mannen, vrouwen en kinderen, ten getale van 300 tot 2000, naar gelange van de plaatselijke omstandigheden. Zoodra de kinderen volwassen en in de natuurlijke grondbeginselen wèl onderwezen zijn, moet het bezit van bijzonder eigendom, dat nutteloos is, geheel ophouden.’ Het bezittelijk voornaamwoord mijn, in den zin van mijn kind, mijne vrouw, mijn huis, behoort niet tot de spraak van het Socialismus; want naardien de Vereeniging aanspraak heeft op iederen individu, zoo hebben ook deze weêrkeerig aanspraak op ondersteuning van de zijde der Vereeniging. Met de opheffing van het bijzonder eigendomsregt staat de grondregel, dat alle menschen in rang en stand gelijk zijn, in noodzakelijk verband; maar men is slim genoeg, om te begrijpen, dat het vooralsnog niet noodzakelijk is, dat dit geloofsartikel openlijk en sterk gepredikt worde. Ziet daar de losse grondtrekken van een systeem, waardoor men de wereld tot een aardsch Paradijs wil herscheppen en aan de menschheid alle heil en geluk wil verschaffen (the only salvation for men) ! Men ziet, hoe ook hier, gelijk zoo dikwijls elders, de uitdrukkingen en denkbeelden: natuur, verstand, vrijheid, menschelijke regten en dergelijke meer, de hoofdrol spelen, en aangewend worden, om aan het grofste Materialismus ingang te verschaffen.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 22]
| |
Wat nu den staat van het Socialismus betreft, het heeft tusschen de zestig en zeventig afdeelingen of takken, welke door geheel Engeland zijn verspreid, en gevestigd zijn in groote Fabrijksteden, zoo als Birmingham, Manchester, Liverpool, Leicester, maar ook in afgelegene landdistrikten, zoo als Wisbeach, Peterborough, en andere. Uit deze afdeelingen worden afgevaardigden benoemd, die van tijd tot tijd zamenkomen op eene plaats, welke daartoe jaarlijks bij afwisseling wordt gekozen. Men zou deze afgevaardigden kunnen beschouwen, als het wetgevend ligchaam van het Socialismus uitmakende. Het uitvoerend bewind is in handen van een centraal bureau, dat te Birmingham is gevestigd, en van waar ook de meeste zendelingen ter verkondiging van het socialistische Evangelie in de wereld uitgaan. De verspreiding van deszelfs leer geschiedt door zendingen, door openbare voorlezingen, welke ook door vrouwen gedaan mogen worden, en door het verspreiden van een onnoemelijk aantal van traktaatjes, welke voorbeeldeloos goedkoop verkocht worden. Men is onbeschaamd en slecht genoeg, om deze traktaatjes in te naaijen bij die van het bekende groote Britsche Traktaatgenootschap, ten einde dezelve aan iedereen, en ook aan geestelijken van allerlei gezindheden, te doen toekomen. Elk lid van het Socialismus betaalt wekelijks een' Eng. schelling aan de kas der Vereeniging, waaruit de zendelingen bezoldigd | |
[pagina 23]
| |
worden met 30 zulke schellingen in de week. In de gewone bijeenkomsten, waartoe men te Manchester eene zaal voor de wetenschappen gebouwd heeft, worden de zoogenaamde wetenschappelijke voorlezingen afgewisseld met amuserend onderhoud van allerlei aard. Het bovengenoemde dagblad, the New Moral World, verhaalt het volgende van zulk eene bijeenkomst te Wisbeach: ‘De muzikanten speelden in het begin en aan het einde eenige vrolijke stukjes; en het was waarlijk hoogstbelangrijk om te zien, hoe een zoo groot getal van schrandere koppen met diep gevoel naar de voordragt luisterden van grondstellingen, welke, schoon met alle bestaande wetten en gewoonten der maatschappij in strijd, naar een' gelukkiger en voor alle standen verkrijgbaren staat van zaken heenwijzen, niet die gezocht moet worden daar boven de wolken in onbekende gewesten, maar die hier op aarde is te vinden. Hoe gansch anders gaat het in de woningen des bijgeloofs (in de kerken), waar de zwarte gunstelingen van het Heiligdom (the black minions of the shrines) de menschen, door schilderingen van vuur en zwavel, angst en schrik aanjagen, en slechts aan eenige weinige uitverkorenen den toegang beloven in die onbekende gewesten daarboven!’ Zeer langen tijd heeft de socialistische sekte ongestoord hare verkeerdheden voortgezet, en zij mogt zich verheugen, dat noch de Staat noch de Kerk van den Staat eenige opmerkzaamheid op haar vestigde. Eerst vóór eenigen tijd, toen robert owen door Lord melbourne, bij eene gehoorgeving der Koningin, aan haar werd voorgesteld, werd men er opmerkzaam op gemaakt, dat zijne leeringen eene algemeener verspreiding en ook een' meer beduidenden invloed verkregen hadden, dan men te voren had kunnen denken, althans gedacht had. De zaak kwam in het Hoogerhuis ter sprake en gaf tot de levendigste debatten aanleiding. Toen namelijk de Socialisten, in Januarij 1840, door Lord brougham, den schrijver van het fameuze boek over de Natural Theology, een verzoekschrift ten voordeele van hun sijstema lieten aanbieden, | |
[pagina 24]
| |
trad de Bisschop van Exeter, Dr. philpotts, op met een verzoekschrift tegen het Socialismus, dat door 4000 inwoners van Birmingham was onderteekend. Hij hield eene lange en krachtige rede tegen het zedebedervend leeren en handelen der Socialisten. Hij gaf eene uitvoerige schildering van de inrigtingen en de bedoelingen van die menschen, en betoogde, dat het dringend noodzakelijk was, dat de Regering zich met de zaak bemoeide. Hij stelde voor, dat door het Huis aan de Koningin het verzoek zou gedaan worden, om door eene Kabinetsorder de verspreiding van Godslasterlijke en zedelooze leeringen, het zij die door mond of pen geschiedde, tegen te gaan, bijzonder het Socialismus. Daar de Aartsbisschop van Londen, Dr. blomfield, en die van Canterbury hem ondersteunden, hield hij zijn voorstel vol, en noch de tegenstand van Lord brougham, die de eere van den achtbaren stichter en hoofd der sekte, den Heer owen, die door wilberforce en canning vroeger zoo hoog was geschat, wilde handhaven, noch de bedenking van Lord melbourne, dat eene vervolging van speculative begrippen volstrekt nutteloos was, noch ook de voorslag van den Marquis van landsdowne, om ten aanzien van het Socialisme te doen, zoo als het Fransche Gouvernement met opzigt tot het Simonismus gedaan had, en er zich niet ontijdig mede te moeijen, omdat het wel van zelve ophouden zou te bestaan, vermogten er iets tegen. Het verzoek werd aan de Koningin gedaan, en het Hoogerhuis ontving al spoedig ten antwoord, dat zij deze gewigtige zaak zou laten onderzoeken, en dat de Lords en het geheele Rijk op haar vast besluit konden rekenen, dat zij tegen alles, wat Godsdienst en goede zeden dreigde te ondermijnen, hare maatregelen zou nemen. Ten gevolge hiervan zond de Minister van Binnenlandsche Zaken aan de Lordlieutenants der Graafschappen eene circulaire, waarbij zij werden aangeschreven, om alle openbare verspreiding van zedelooze schriften te beletten. Owen heeft van zijnen kant, op den 2 Februarij, een Manifest in de nieuwspapieren geplaatst, waarin hij, onder algemeene uitdrukkingen en met gewone | |
[pagina 25]
| |
aanprijzing van hetgene, dat hij bedoelt en werkt ten algemeenen beste, de grondstellingen van zijn sijstema blootlegt, en zijn verlangen dringend te kennen geeft, om voor het Parlement geroepen te worden, ten einde voor hetzelve zichzelven en zijne zaak te verantwoorden. Toen, in Augustus 1840, (kort vóór de sluiting van het destijds bestaande Parlement) de Bisschop van Exeter, ten gevolge van eene ingediende Petitie, om de socialistische schriften toch tegen te gaan, de schandelijke en verderfelijke zaak der Socialisten weder ter sprake bragt, ontving hij ten laatste van den Minister van Binnenlandsche Zaken, van uit de hoogte, dit scherpe bescheid: ‘dat de absurde leeringen der Owenisten reeds lange der verachting en der vergetelheid zouden overgegeven geweest zijn, bijaldien de onverstandige ijver van den Bisschop van Exeter en van gelijkgezinde Prelaten niet had veroorzaakt, dat zij eene zekere populariteit hadden verkregen.’ Men ziet hieruit, hoe weinig genegen de Regering is, om afdoende maatregelen te nemen in eene zaak, welke zij meent voor niets meer te moeten houden, dan voor een' strijd over de gevoelens van eene bijzondere sekte. Zij gevoelt maar al te wel, dat zij aan den eenen kant geweldigen tegenstand zou ontmoeten, en aan de andere zijde zelve zou verlegen zijn, waar te beginnen en waar te eindigen, bijaldien zij, in een land, hetwelk te allen tijde een kweekhof was van allerlei sekten, en waar het geloof van de eene in het oog van de andere als ketterij voorkomt, met het zwaard der wet eenen oorlog wilde beginnen tegen speculative meeningen en begrippen. De zaak blijft dus ter bestrijding overgelaten aan de Kerk en hare Dienaars. Ondertusschen zou het ook weinig baten, dat men het verdervende vuur door debatten in het Parlement zocht te blusschen. Het is genoeg bekend, dat de Socialisten alle redenen hebben, om zich over dergelijke debatten te verheugen, wanneer die te hunnen opzigte plaats hadden.Ga naar voetnoot(*) Gelijk de pogingen van owen zich bijzonder | |
[pagina 26]
| |
tot de lagere volksklasse bepalen, zoo moet ook de Kerk, wil zij het Socialismus met vrucht te keer gaan, aan die lagere volksklasse een goed onderwijs in Godsdienst en zeden verschaffen. Zoo lang er ondertusschen over dit eenige hulp- of geneesmiddel tusschen de hooge kerkelijke partijen nog verschil blijft bestaan, heeft het Socialismus van dezen kant, helaas, geen gevaar te duchten, en zal het door de heerschende Kerk in zijn rustig bestaan niet gestoord worden. De Dissenters daarentegen hebben al spoedig begrepen, dat het hunne zaak was, hier werkzaam te zijn. Het is bekend, dat hunne pogingen altoos en overal, meer dan die der heerschende Kerk, ten nutte en beste van het volk dienden. Tegen de socialistische bemoeijingen stelden zij over, Christelijke prediking, bijzondere zielzorge, openbare voorlezingen voor het werkvolk, strijdschriften en traktaatjes. De Christian Instruction Society, de London City Mission en de Religious Tract-Society onderscheiden zich hierin door bijzonderen ijver. Men mag het als een gunstig getuigenis voor deze pogingen beschouwen, dat tijdschriften, gelijk het Quarterly Review, dat door den geest van de Oxfort-Tracts is aangestoken, de bestrijding van het Socialismus van het standpunt der Dissenters voor nutteloos verklaren, naardien het Socialismus niets anders is, dan een met de stoutste consequentie doorgezet Protestantismus! Wanneer wij nu, ten slotte, het Owenismus met soortgelijke treurige verschijnselen van onzen tijd vergelijken, zoo als met het Simonismus in Frankrijk, met de Rehabilitation des Fleisches in Duitschland, dan is het niet te ontkennen, dat in allen eenige verwantschap of overeenkomst is; schoon het Socialismus, misschien van wege de onbeduidendheid des geestes van den man, die aan het hoofd staat en ook bijzonder het woord voert, volstrekt niets van dat geniale heeft, waarmede de groote hoofden | |
[pagina 27]
| |
en sprekers der beide andere Vereenigingen deze als met een' nimbus weten te omgeven. Owen verstaat gelukkig de kunst niet, om zijne materiéle belangen als in te kleeden in iets, dat spiritueel schijnt te zijn, en er alzoo eenen indrukmakenden vorm aan te geven. Daarin was het vroegere Engelsche Deïsmus hem vooruit. Bij zijne beperktheid van geest en zin , waardoor hij wat waar en wat valsch is door elkander slaat, en bij zijne dwaze vooringenomenheid met zijne grondbeginselen van algemeene zamenwerking, maakt hij de Industrie, de kracht der Machines, tot zijne Godsdienst, en hij telt vermetel de hinderpalen niet, die hem in den weg staan, en welke hij in zijne verblindheid ook niet eens overzien kan. Vergelijkt men het Socialismus met het jonge Duitschland, dan moet men erkennen, dat de vijandige gezindheid van het eerste tegen huwelijks- en familiebetrekking niet uit zulke zelfzuchtige, lage, vleeschelijke beginselen voortkomt, als die van het laatste. |
|