Philosophische Beschouwingen der Natuur, uit het Hoogduitsch van Karel Snell, Hoogleeraar in de Mathesis aan de Kreuzschule te Dresden, vertaald door Jac. Moleschott, Phil. et Med. Stud. Te 's Hertogenbosch, bij H. Palier en Zoon. 1842. In kl. 8vo. 189 bl. f 1-50.
Philosophische Beschouwingen der Natuur...... een veelbeloovende titel, en zoo algemeen, dat men bijkans niet regt weet, wat men al van dit werkje van 189 bladzijden te verwachten heeft. Doch de inhoudsopgave toont ons, wat deze Philosophische Betrachtungen der Natur bevatten; behalve eene inleiding namelijk, drie opstellen van verschillende uitgebreidheid, een ‘Over de verschijning (sic) en de beteekenis van het Gift in de Natuur’; een tweede, bevattende ‘Grondtrekken van eene philosophische Mineralogie,’ en het laatste eene ‘Vergelijkende Karakterschets der Zinnen.’ De titel zou derhalve veeleer moeten zijn: Wijsgeerige Beschouwingen over eenige natuurkundige onderwerpen. Doch deze teleurstelling is de eenige niet, die Rec. bij het doorlezen van dit werkje ondervond. De inleiding, waarin het standpunt en doel dezer beschouwingen wordt opgegeven, en de voorrede des Vertalers, deden onze verwachting vrij gespannen zijn. De wetenschap der Natuur dienstbaar te maken aan algemeen wetenschappelijke beschaving, welke tot nu toe, zegt de Schrijver, in den geest slechts een afgezonderd dood vak van studie uitmaakte, de natuurkundige waarheden in den kring der philosophische begrippen op te nemen, ziet daar, lezers! het doel, waarnaar de Schrijver streefde. Doch hoe hij dit doel bereikt heeft door zijne proeven, welke voor ons liggen, is ons niet duidelijk geworden. Het boekje heeft te weinig wetenschappelijke waarde, om van dat hooge standpunt beoordeeld te worden. Oppervlakkig over de Natuur schrijven en phantaseren, is toch geene philosophie. Wij zouden de geheele Verhandeling over de Mineralogie als zulk eene mislukte proeve van phantasie kunnen ontleden, indien ons onze tijd niet te dierbaar was. Wil men slechts eene proeve van den stijl? ‘Het eenige overblijfsel of het eenige afbeeldsel van dezen ouden tijd is het blaauwzuur;
het is het verwonder-