| |
Adres aan de Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk, over de Formulieren, de academische opleiding der Predikanten, het Onderwijs en het Kerkbestuur. Te Leiden, bij S. en J. Luchtmans. 1842. In gr. 8vo. 52 bl. f : - 40.
Wie kende niet reeds, lang voor hij deze aankondiging ter hand neemt, het zooveel geruchtmakende Adres der
| |
| |
Haagsche Heeren? - Hoe men ook over deszelfs inhoud meent te moeten oordeelen, altijd blijft het een gewigtig verschijnsel in de Kerkelijke Geschiedenis onzes Vaderlands. Het heeft op velen een' diepen indruk gemaakt. Het heeft hier diepe droefheid en verontwaardiging, elders hooge vreugde en instemming opgewekt. Rec. voelt zich niet geroepen, dit stuk te beoordeelen. Niet, dat hij het onbelangrijk acht; evenmin, dat hij het boven of wel beneden alle kritiek rekent. Maar wat de zaak betreft, in het Adres behandeld, heeft reeds de Synode dezes jaars uitspraak gedaan. Het stuk behoort dus reeds tot de Geschiedenis. En wij achten het even onnoodig als onkiesch, het gevoelen der Hooge Kerkvergadering of te willen toejuichen en staven, of te beoordeelen en te gispen. Wij vergenoegen ons dus met eene bloote aankondiging van dit en eenige hiertoe betrekking hebbende stukken. De vierledige inhoud van dit Adres is reeds op den titel uitgedrukt; en de wijze, waarop dezelve ontwikkeld wordt, laten wij in hare waarde of onwaarde. Intusschen was het gemakkelijk te begrijpen, dat deze aanval van de zijde der bestredene partij niet onbeantwoord zou blijven. Het tweede punt in quaestie lokte reeds spoedig uit het
| |
Adres aan de Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk, ter zake van een Adres aan dezelfde Synode over, enz., door Rutgers van der Loeff, Pred. te Noordbroek. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1842. In gr. 8vo. 34 bl. f : - 30.
Een stuk, waarover wij, om bovengenoemde reden, geen oordeel willen uitspreken, maar waaraan, zelfs door deszelfs tegenstanders, de lof van gematigdheid, grondigheid en waardigheid niet zal onthouden worden. De Adressant, zich alleen bepalende tot de beschuldiging, tegen Groninger School en Tijdschrift ingebragt, wijst het onware, sluwe, onredelijke, onbetamelijke, onchristelijke, onprotestantsche en ongereformeerde van dezelve aan. En even als de vorige Adressanten besluit ook hij met eenige be- | |
| |
langrijke opmerkingen. Doch ook de Groninger Hoogleeraar pareau, zoo hevig aangevallen, begreep niet langer het stilzwijgen te mogen bewaren. Hij zond eene Leerrede in het licht, ten titel voerende:
| |
Herinnering van de Apostolische leer omtrent de ware Christelijke eenheid, naar Eph. IV: 3-7. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1842. In gr. 8vo. 28 bl. f : - 30.
Een woord van eenvoudige opwekking en vermaning, waarin hij zich verder van opzettelijke behandeling der hangende zaak onthield. Hij ontwikkelt eerst den grondslag, dan den aard dezer vereeniging, en wijst eindelijk aan, hoe de Christen haar behoort te behouden en te bevorderen. - Welken indruk deze toespraak op de gemeente maakte, voor welke zij gehouden werd, weten wij niet. Aan 's mans vijanden gaf zij nieuwe stof tot ergernis. Thans verscheen
| |
Eenheid en Verscheidenheid, of de Apostolische leer der Christelijke eenheid, verdedigd tegen L.G. Pareau, door A. Capadose. Te 's Gravenhage, bij J. van Golverdinge. 1842. In gr. 8vo. 22 bl. f : - 30.
Waarin de Schrijver (ofschoon, het zij tot zijn' lof gezegd, met grooter gematigdheid, dan anders zijner partij eigen is) tracht aan te wijzen, dat de eenheid, door Prof. pareau bedoeld, ‘geen geheel is, maar een bajert, eene zamenvoeging van allerlei geloofssubjectiviteiten.’ Deze aanklagt latende voor hetgeen zij is, vermelden wij eindelijk nog de
| |
Leerrede over het blijven in de leer van Christus, naar 2 Joh. 8-11. Door W. Muurling, Hoogleeraar te Groningen. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1842. In gr. 8vo. 32 bl. f : - 30.
Dezelve werd uitgesproken bij het einde van het akade- | |
| |
miejaar, en had ten doel, om de leerlingen der Groninger Hoogeschool te wapenen bij de bestrijding, die zij van den kant der kerkelijk-regtzinnige partij ondervonden. De Hoogleeraar sprak ‘niet, om tegen bijzondere meeningen en eigene begrippen van anderen te velde te trekken, en ze met het brandmerk van onregtzinnigheid te bestempelen, en alzoo het ligchaam van christus op onze beurt te verdeelen en te verscheuren;’ hij bedoelde alleen onderlinge versterking des geloofs. Hij wees daartoe aan, eerst, wat het zegt, in de leer van christus te blijven; dan, waarom wij in die leer blijven moeten; eindelijk, hoe wij ons omtrent de zoodanigen te gedragen hebben, die ons van die leer willen aftrekken.
Recensent meent met deze korte inhoudsopgave te kunnen volstaan. Met korte magtspreuken zijn gevoelen over den onderhavigen strijd mede te deelen, zou hij onvoldoende achten, en voor eene uitvoerige ontwikkeling van hetgeen hem hier waar en billijk voorkomt aan eene der beide zijden is deze plaats minder geschikt. Hij eindigt dus liever met den hartelijken wensch, dat uit den gevoerden kamp eenige blijvende winst moge voortkomen voor het rijk van waarheid en Godsvrucht.
|
|