Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeknopt Geschied-, Aardrijks- en Fabelkundig Woordenboek der classieke oudheid, voor ongeletterden, door J.H.A. Weytingh, Rector der Latijnsche Scholen te Harlingen, enz. Aflev. III-XI. Te Amsterdam, bij Weytingh en van der Haart. 1841. In gr. 8vo. Bl. 129-724. f 5-70.Met deze Afleveringen is dit werk, welks eerste gedeelte wij vroegerGa naar voetnoot(*) hebben aangekondigd, voltooid. Men had bij het oorspronkelijke plan de inteekenaren op ongeveer 32 vellen druks doen rekenen; zij bekomen en betalen er nu 46. Wij weten wel, dat zich zoo iets vooraf niet met volkomene juistheid laat berekenen; maar wanneer het bij herhaling zooveel langer en duurder loopt, dan toegezegd was, dan is het niet te verwonderen, dat men huiverig wordt in het inteekenen. Met diegenen, welke het doen, gaan schrijver of uitgever een contract aan; het is billijk, dat zij, behoudens eene kleine misrekening, er zich aan houden, en | |
[pagina 515]
| |
dit zal men van een werk moeijelijk kunnen zeggen, hetwelk bijna anderhalfmaal zoo groot wordt, dan beloofd was. Bij het doorlezen van dit Woordenboek misten wij verscheidene artikelen, die wij stellig hadden gemeend te zullen aantreffen. Wij noemen slechts uit de oudheid: Cimmeriërs, Eleusische Mysteriën, Euryalus, Hamilcar, Libanius, Libyë, Lysander, Phaön, Valerius Maximus, enz. Er is meer willekeurige opneming of weglating in, b.v. van de oude aardrijkskundige namen vindt men Moguntia, Gades en anderen wel; Colonia Agrippina, Trajectum en meerderen niet. Evenzoo is het in de uit het Grieksch of Latijn ontleende kunstwoorden, welker verklaring in het werk mede is opgenomen. Men vindt wel: major (van een syllogismus), maar minor niet; chiragra wel, podagra niet; syntaxis wel, grammatica niet; Genesis (in de beteekenis van 1 Boek van Mozes) wel, Exodus en de anderen niet; hostie wel, mis niet; congestie wel, concurrentie niet. Zoo mist men ook litispendent, interlocutoir, jurisprudentie en anderen. Zelfs ontbreekt het woord provincie, welks beteekenis bij de Romeinen toch wel verdiend had voor ongeletterden in het licht gesteld te worden. Het zal bij vergissing zijn, dat interlunium op internuncius volgt. Wij maakten ook aanmerking op de onevenredigheid in de uitgebreidheid der artikelen. Cyrus, hetwelk op zijne plaats vergeten was, wordt aan het slot van het werk met twee regels afgedaan; Gracchus (Tiberius en Cajus) acht regels; daarentegen Hannibal vier bladzijden, en de Scipio's vijf. Ook willen wij sommige opmerkingen niet onthouden, die wij onder het lezen maakten. ‘Critiek.’ (Waarom niet, zoo als in het Grieksch, met eene k?) Oordeelkunde. In eenen meer bepaalden zin, beoordeeling van eenig geschrift, waarbij het aan de regels van het ware en schoone getoetst wordt.’ Het is de beteekenis van het ‘bepalen der eigenlijke bewoordingen, die de oude Schrijvers hebben gebruikt,’ geheel voorbijgezien. ‘Cubus.... in de meetkunde een ligchaam, dat’ (lees: dat gelijke) ‘lengte, breedte en hoogte heeft.’ ‘Diaphragma.’ De beteekenis: middelrif, is overgeslagen. ‘Diplomatiek. De kennis van oude oorkonden en staatsstukken.’ Hier had moeten bijgevoegd zijn: ‘tegenwoordig | |
[pagina 516]
| |
noemt men zoo de kennis van de regelen, naar welke de hoven met elkander onderhandelen.’ ‘Ellips. Een langwerpig rond; welk figuur de hemelligchamen, zoo als: de cometen, in hunnen loop beschrijven.’ Hiervoor leze men: Een langwerpig rond; de planeten en kometen beschrijven in hunnen loop zulke lijnen. De ellips is eene van die, welke de hooge wiskunde kegelsneden noemt. In de Dialektiek heet Ellips de uitlating van een of meer woorden. In het artikel Eurydice staat Oedipus voor Orpheus. ‘Geocentrisch. Al wat tot het middelpunt der Aarde behoort.’ Dit is, ja, de eigenlijke beteekenis. Maar verba valent usu en dan beteekent geocentrisch datgene, waarbij het middelpunt der Aarde tot grondslag genomen wordt. Zoo b.v. is de geocentrische plaats eener planeet die, waar dezelve uit het middelpunt der aarde gezien zou worden; heliocentrisch die, waar zij uit het middelpunt der zon gezien wordt. Ilium strijdt tegen Troja. Het eerste luidt: ‘Hetzelfde als de stad Troja. Thans is nog op die plaats eene stad onder den naam van Trojahi.’ Het laatste: ‘Beroemde stad,’ enz. Op de plaats, waar eens Troje stond, vindt men nu slechts een dorp, Bunasbaschi genaamd.’ Het laatste is, naar wij meenen, de waarheid. Zoo strijd ook het artikel Jole tegen Deïanira. In het eerste staat, dat het kleed, aan Herkules gegeven, vergiftigd was, en alzoo den drager deed sterven. Het laatstgenoemde artikel spreekt van verbranden. Het eerste is de fabel. ‘Magnificus. Een titel van de Rectoren der Akademiën; zij worden, gewoonlijk voor den tijd van twee jaren, door den Koning benoemd.’ Voor twee jaren?? ‘Paradox. Iets, dat met de eene of andere denkwijze strijdig is.’ Mis; het beteekent wonderspreukig; eene waarheid, die, op het eerste gehoor, eene onwaarheid schijnt. ‘Phasen. Zoo noemt men de veranderlijke gestalten, welke de (lees sommige) planeten aannemen,’ enz. ‘Schema. De taalkundigen verstaan hierdoor eene figuurlijke of verbloemde wijze van spreken.’ De beteekenis van een geraamte of voorname inhoud, b.v. van eene redevoering, is niet opgenomen. ‘Servituut. Is het regt, dat men heeft, eene zaak tot bepaalde einden te gebruiken, zonder het eigendomsregt te | |
[pagina 517]
| |
bezitten.’ Juist het omgekeerde. Het servituut is niet aan de zijde van den gebruiker, maar aan die des eigenaars. Het moest dus zijn: de verpligting, om te gedoogen, dat eene zaak, van welke men het eigendomsregt bezit, door anderen tot bepaalde einden gebruikt wordt. ‘Te Deum. Deze zijn de eerste woorden van eenen lofzang in de Roomsche Kerk,’ enz. ‘Zoo wordt ook in protestantsche kerken de lofzang genoemd, die men bij feestelijke gelegenheden, b.v. overwinningen, aanheft, om God te danken.’ Dit wisten wij niet. Men ziet, dat er nog al wat aan te merken valt. De ongeletterde raadplege dus ook, bij voorkomende gelegenheid, andere nomenclatoren, waaraan het ook in onze taal niet ontbreekt. |
|