verantwoordelijk Ministerie, hetwelk, hoe noodig ook in eenen constitutionelen Staat, in dezen Roman eene vrij zonderlinge figuur maakt, vragen wij met betrekking tot het cursijf geteekende: moet dan, gelijk uit des Schrijvers woorden regtstreeks volgt, iemand ongestraft blijven, omdat hij gedurig blootstaat voor het gevaar van misdaden? Zoo dit de bedoeling niet is, wat heeft hij dan bij het nederschrijven dier woorden gedacht? Dat hij overigens willem III (een ridderlijk Vorst, voor wien wij de hoogste achting hebben) eenen ‘wreker’ noemt ‘tegen de onderdrukkers van ware vrijheid, tegen de de witten, beverningks, van beuningens, bickers, en andere heerschzuchtige Aristocraten,’ laten wij hem vrij; maar iemand, die zoo apodictisch over personen en tijdvakken uit de vaderlandsche Geschiedenis oordeelt, moest van die Geschiedenis zoo veel weten, dat hij philips II niet ‘den zoon eens geliefden vaders’ (namelijk bij het volk) noemde. Zie D. II. bl. 80 en D. I bl. 195. Keizer karel V was waarlijk meer gevreesd, dan bemind.
Van zijnen stijl zegt de Schrijver in het Voorberigt: ‘Het zal mij aangenaam zijn, als die bevalt; zoo niet, het is mij leed; maar dezelve is mijn eigen, onveranderbare stijl.’ Het zou dus niets helpen, wanneer wij er den man aanmerkingen op maakten; genoeg zij het, onzen lezeren te zeggen, dat die stijl, behoudens eenige waterigheid, over 't geheel vrij wel is; echter niet zoo voortreffelijk, dat dezelve onveranderbaar moet blijven. Zou de naam van den Heer de ribe ook zoo onveranderbaar, of welligt voor afwisseling vatbaar wezen?
Niet overal is het zoogenaamde kostuum goed bewaard.
Van Mevrouwen en visites maken sprak men in de XVIIde Eeuw zoo dagelijks niet (D. I. bl. 56), en dat iemand aan zijne eigene vrouw den pas genoemden titel gaf (D. I. bl. 278) is geheel ontrouw aan de huiselijke zeden onzer voorvaderen.
Tot de misstellingen en fouten, die van onachtzaamheid getuigen, behooren: I. 80: oranje voor Oranje (er wordt niet van den persoon, maar van het Prinsdom gesproken); I. 122: hunne aandacht, van vrouwen; I. 158: de wiskunde, eene wetenschap, waarschijnlijk door de Egyptenaren uitgevonden, wijl, door de overstroomingen van den Nijl, de grenzen der landen verloren gingen. Kent de Schrijver het onderscheid wel tusschen wis- en meetkunde? I. 165: de wonden deden zich afgrijselijk gissen (onveranderbare stijl!); II. 107: frederik, Baron von dohrhoff, moet wilhelm zijn; II. 197. not.: 19 Februarij, moet zijn 9; II. 232: President, lees Resident, enz. enz.
No. VIII. Boekbesch. bl. 352, r. 5. staat scarlaci's, lees scharlau's.
No. IX. Boekbesch. bl. 398, r. 8. v.o. staat zwijgen, lees zeggen.