Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 441]
| |
Met de toezending van dit boeksken vernam Rec. tevens, dat de Geneeskundige Commissie van Noord-Braband, ijverig er op uit, om alle vergrijp tegen de geneeskundige wetten en voorschriften tegen te gaan, twee kunstgenooten met allen nadruk vervolgd heeft, omdat zij op hare lijst niet als zoodanig bekend stonden. Met nieuwsgierigheid nam hij dus het boven vermelde boeksken ter hand, waarin van de oogenpraktijk van Dominé kremer gesproken wordt. Waarschijnlijk is het (zoo dacht hij) eene persifflage van den een' of anderen spotvogel, die eene, toch in den grond ongepaste, toespeling maakt op eene meer dan gewone verlichting, door Ds. kremer beoogd. Hij herinnert zich niet meer, om welke reden hij het boeksken, waarvan hij niet meer dan den titel gelezen had, moest nederleggen, en, eer hij tot de lezing mogt terugkeeren, zie! daar komt hem de Haarlemsche Courant van Zaturdag 21 Mei 1842 in handen, en vindt daarin een, reeds meermalen herhaald, appel aan edelmoedige menschenvrienden, ten behoeve van zekeren Roomschkatholieken burger perrey, die sedert April achttienhonderdveertig als ooglijder onder de behandeling van den wel Eerw. zeer Gel. Heer j.l.a. kremer, az., Predikant te Heeze, zich bevindt. Openlijker kan men waarlijk niet voor de zaak uitkomen! En niet alleen dit wordt bekend gemaakt, maar de Heer Predikant begeman deelt ook de navolgende Historia morbi van perrey mede. Pars commemorativa. In April 1840 vertrok perrey volslagen blind naar Heeze. Zijne oogappels waren met een dik vlies, als torentjes (?) uitpuilende, bedekt. De overal gezochte en steeds gevolgde raad had zijn kwaad zoo verergerd, dat eene spoedige genezing met grond niet te verwachten was. Den 16 Mei achttienhonderdtweeënveertig heeft de geneeswijze van Ds. kremer reeds meer gedaan, dan gehoopt kon worden. Er zijn dan ook sedert twee jaren voorbijgegaan! - De Diagnosis is nu als volgt: ‘De schillen zijn verdund. Het zweren houdt op. De oogappels worden zigtbaar, en de man kan de kleuren onderscheiden en voorwerpen op een' afstand zien.’ - | |
[pagina 442]
| |
Prognosis. Naar het getuigenis van Ds. kremer is verdere herstelling mogelijk, indien zijn wel Eerw. zeer Gel. hem verder kan behandelen. - Atqui ergo. Wie zou nu, bij zulk uitzigt, den armen man niet ondersteunen willen? Maar, het bijeengebragte fonds is ledig en meer dan ledig. Dus: geld, of de wel Eerw. zeer Gel. Heer Ds. kremer kan den man niet verder behandelen. Het is geen geheel vreemd verschijnsel, dat in enkele landen, onder anderen in Zweden, waar geneeskundige hulp op groote afstanden niet altijd even gemakkelijk te verkrijgen is, de Geestelijken op het land somwijlen de Geneeskunde daarbij beoefenen. Dit is nu het geval niet bij ons, waar geen gebrek bestaat aan Geneeskundigen. Om deze reden zou dus de Heer kremer gerust zich geheel aan predikdienst en herderlijk werk kunnen wijden. En inderdaad uit het reeds medegedeelde blijkt, dat eene deugdelijke Historia morbi even min het werk van eenen Predikant is, als wij groote verwachting zouden koesteren van eene door eenen Arts opzettelijk uitgegevene preek. Maar, dachten wij, die Heer heeft waarschijnlijk, ten tijde toen de Studenten in de Theologie verpligt de lessen in de Landhuishoudkunde moesten volgen, onverpligt die in de Genees- en Heelkunde waargenomen. Hij is welligt nog daarenboven in de Geneeskunde gepromoveerd, even als wij een' Majoor der Artillerie hebben, die Doctor in de Letteren is en zijnen roem zeer wel handhaaft. Het is nu wel wat vreemd, Ziel- en Oogarts gelijktijdig te zijn; doch rariora sunt notanda non imitanda; en nu, om der aardigheid wille, liepen wij de lijst der erkende kunstoefenaren door; maar, hoe wij zochten, het ging ons als zuster Anna, wij vonden Ds. kremer's naam niet. Nu kwam bij ons de opmerking als van zelf op: kunstoefenaren à titre worden achterhaald, omdat derzelver namen op de lijst niet gelezen worden; die van Ds. kremer wordt er evenmin gevonden, en de man schijnt niet vervolgd te worden. Het verwonderde ons te meer, omdat het zelfs niet aan iedereen vergund is te prediken waar en voor wie hij wil; getuigen zoo vele veroordeelingen, bij onze afge- | |
[pagina 443]
| |
scheidene broeders voorgevallen. Wij laken wel niet, wat de maatschappelijke orde met regt vordert; maar is dan Ds. kremer eene uitzondering op den algemeenen regel, en waarom? Maar genoeg over het zonderlinge der zaak; wijden wij ook eenige oogenblikken aan de Overdenkingen. Het eerste gedeelte is een herdruk of afdruk van een in der tijd geplaatst betoog in den Tolk der Vrijheid van 27 Mei 1841. Het schijnt uitgelokt ook door bemoeijingen van Collega's van Ds. kremer. De toon is hier en daar wat scherp. Men kan toch ter goeder trouw in eene zaak belang stellen, en hoe minder men deskundig is, des te meer loopt men gevaar schijn voor waarheid aan te nemen. Dit moet men echter den minkundigen zoo kwalijk niet nemen, wanneer men wel eens Artsen met gelukzoekers en kwakzalvers heeft zien dweepen. Geleerdheid is niet altijd een waarborg tegen de begoochelingen der te zeer opgewekte verbeelding. Er behoort veelal tijd toe, om rede en oordeel hunne plaats te doen innemen. De tijd doet te dezen opzigte nog grooter wonderen, dan de ijverigste pogingen, om voor het oogenblik verdwaasde menschen tot betere gedachten te brengen. Jammer maar, dat zoo vele lessen uit de geschiedenis als te vergeefs opgeteekend staan. Met reden verlangt men echter van de zoo hoog geroemde, den meester kenschetsende, genezingen van den Heer kremer iets meer dan bevooroordeelde Courantenberigten te vernemen. Dit is zeker, dat die aan de oogen lijden zeer voor inbeelding vatbaar zijn en der verbeelding dikwijls te veel toegeven. Zij wanen te zien, wat zij met de daad niet zien. Rec. heeft meermalen er de proef van genomen. Menschen, die ter goeder trouw zeiden het licht van eene kaars te zien, bleven in deze verbeelding, terwijl het licht reeds ongemerkt verwijderd was en zij al voortsprekende in den donker zaten. De Schrijver van het tweede hier oorspronkelijke gedeelte had dus wel gelijk, hier eenig verband, wat het zelfbedrog aangaat, met het Magnetismus te zien. Overigens is het hier zoo als het steeds was en blijven zal. De Arts weet, dat er geen uni- | |
[pagina 444]
| |
verseel middel bestaat; zij, die geen behoorlijk onderscheid tusschen zelfs verwante ziekten kennen, gelooven aan universele middelen. Zij zijn de toebereide akker, waarover de ploeg van den kwakzalver gaat; zij ontvangen het zaad, dat den kwakzalver eenen rijken oogst oplevert. Het kan niet anders, of onder de van heinde en verre toestroomende menigte zijn er enkelen, bij welke het universele middel doel treft. Deze leveren de noten voor het trompetgeschal. Velen houden er zilveren trompetten op na, om de vergadering te verzamelen. Onder het oorverdoovend geklank der trompetten en het handgeklap der claqueurs worden de zuchten der ongelukkig teleurgestelden niet gehoord, en een deel van die zich over hunne ligtgeloovigheid schamen maken gebruik van de gelegenheid, om onder het gedruisch ongemerkt af te trekken, ten einde bij teleurstelling het bijtend gevoel te ontgaan van uitgelagchen te worden. Hij, die meermalen met menschen van soortgelijken stempel in aanraking was, heeft ondervonden, dat, te midden eener opgewondene menigte, goede raad aan paarlen gelijk is, die weggeworpen worden. Hij herinnert zich eindelijk gamaliel en diens wijzen raad, thans nog van even zoo veel toepassing als achttien eeuwen geleden, en hij berust. Maar, om welke redenen geene betere Instructiën, geene krachtiger wetten gegeven en gemaakt? De Heer Referendaris tot de Geneeskundige Zaken, de hem toegevoegde Leden der Commissie tot herziening der geneeskundige wetten mogen zwoegen en zich afsloven, om de keurigste, de uitgezochtste wetten te maken - doch laat ons eenen anderen hooren, waar het eigenlijk op aankomt: Zedelijkheid is de grond, waarop het regt der natuur of der rede rust, zonder welke volmaakte wetten zelve, hoe goed en hoe vele in getal, den Staat en de huisgezinnen niet kunnen behoeden voor bederf en tegenspoed. Dit laatste is mede eenmaal door eenen beroemden Latijnschen Dichter en Geleerde, den Heer jeronimo de bosch, in leven Curator der Leidsche Hoogeschool, voldingend aangetoond; en ook in dezen tijd, waarin men alles van het regt en alles uitsluitend | |
[pagina 445]
| |
van wetten, regelen en instructiën wacht, is het der ernstige overweging en behartiging wel waard. Quid leges sine moribus? zij de leus, waaraan de welgezinden elkander kennen en zich vasthouden; het vereenigingspunt, waarbij zich allen moeten aansluiten; dan zal de Staat gelukkig, en zullen Christelijke beginselen meer en meer toegepast en alzoo niet alleen gekend, maar ook betracht en ontwikkeld worden tot het hooge en éénige doel, om aan bestemming hier en rekenschap hier namaals, naar 's menschen zwakke krachten, maar met vasten wil en onverdroten ijver, zoo veel mogelijk te beantwoorden. |
|