cicero, corvinus, erasmus. gregorius den Grooten, hieronymus, hieronymus van praag, homerus, husz (johannes), johannes, Keurvorst van Saksen, johannes frederik, Keurvorst van Saksen, karel V, melanchthon, münzer (thomas), origenes, plato, quintilianus, spalatinus, taulerus, tertullianus, en eindelijk luther's Gebed op den Rijksdag te Worms.
Bij het over deze verzameling gezegde in dit Tijdschrift voor 1841, No. XIV, bl. 610, heeft Referent thans weinig te voegen. - Over de waarde van menig krachtig woord des grooten Kerkhervormers, en over de nuttigheid, om hetzelve ook nu nog uit diens schriften, als geurige en verkwikkende bloemen, den tegenwoordigen beschouwer aan te bieden, zal wel geen groot verschil zijn. Hier en daar zal men er ook vinden, die de harde kleur en den scherpen reuk des toenmaligen tijds zoo zeer hebben, of ook andere, die zoo mat en flaauw zijn, dat men ze liever in de vergetelheid, waarin zij geraakt zijn, zou gelaten hebben; maar het is moeijelijk, in dezen over des Verzamelaars keus juist te oordeelen. - In hetgene, dat hij mededeelt uit luther's oordeel over beroemde Mannen, zal men ook nog al eens gelegenheid hebben, om den Man te leeren kennen, die, gelijk het aan zulke karakters eigen is, ligt genegen was, om zich aan overdrijving in zijn oordeel toe te geven, zoo als b.v. zijn hoog boven alle Kerkvaders verheffen en naast de heilige Schrift stellen van augustinus, buiten welken de anderen, zoo als hij zegt, niet veel waard zijn; of daarentegen zijn laag nederzien op chrysostomus, van wien hij (bl. 314) zegt: ‘Hij geldt niets bij mij; hij is slechts een kakelaar,’ en wiens schriften hij (bl. 315) noemt ‘eene groote woeste verwarde menigte, een mengelmoes en een' zak vol woorden, waar niets achter steekt.’ Zoo is het ook met zijne uitvallen tegen hieronymus en erasmus. - Om nogtans den schijn niet te geven, alsof wij de waarde dezer Verzameling wilden verkleinen, of slechts naar doornen en distelen of stinkende bloemen zoeken, wil Referent besluiten met een paar andere plaatsen mede te deelen, die zich zoo wel om haren goeden geest, als om hare naïefheid aanbevelen. De eerste is ontleend uit de rubriek
Sekten, bl. 185: ‘Hoor en laat u gezeggen. Ik verlang en smeek vooreerst, dat men toch mijnen naam gelieve te verzwijgen, en zich niet Lutherschen, maar Christenen noeme. Wie is lu-