dedeelingen te bepalen.’ Over het nut der Stedenbeschrijvingen verder hier geen enkel woord meer; want het strekt Recensent tot genoegen, dat de Lezer in de Stadbeschrijving, die hier wordt aangevangen, niet op die klippen stooten zal, die zoo menigmaal in vroegere Beschrijvingen het hoofd onaangenaam opsteken; als daar is eene uitgebreidheid, die in langdradigheid overgaat, die niets anders dan verveling wekt, en den lezer den dikken foliant of lijvigen kwartijn ongelezen doet uit de handen leggen. Uitgebreidheid, aan belangrijkheid gepaard, is hoogst wenschelijk: maar wie toch onderneemt het, eene Beschrijving van Amsterdam door den verdienstelijken wagenaar door te lezen, die alleen met de Regering der Stad een geheel Deel (octavo uitgave) vult? Zoo achten wij daarom het geheel ondienstig en ten hoogste vervelend, eene dorre lijst van Regeerders, Magistraten en Schepenen in het werk in te lasschen, zoo als zulks onder anderen het geval is in de Beschrijving van Delft bij boitet. Wij vertrouwen dus, dat dergelijke zaken niet in de nieuwe Beschrijving van Dordrecht zullen voorkomen.
De Schrijvers beloven ons, gelijk gezegd is, een negen- of tiental Afleveringen van 70 bladzijden. Belofte van Platen vinden wij niet; echter is bij dit eerste stuk eene naauwkeurige Kaart van Zuidholland in de XIde Eeuw gevoegd. Het werk zal in Hoofdstukken verdeeld zijn; achter elk der Hoofdstukken, hier voorkomende, vinden wij eenige Bijlagen; onder elke bladzijde treffen wij de verschillende bronnen aan waaruit de Schrijvers geput hebben, die dan ook allezins getuigen van hunne belezenheid en uitgebreide onderzoekingen.
Vóór dat zij echter aan de Beschrijving der Stad zelve beginnen, hebben zij gemeend, over dat gedeelte van Zuidholland, waarin Dordrecht ligt, te moeten spreken; en hoogstbelangrijk zijn de berigten, die wij in de drie Hoofdstukken van deze Aflevering aantreffen.
Nadat in het eerste Hoofdstuk over den naam, oorsprong, leen, wapen, kerkelijke onderhoorigheid van Zuidholland zaakrijk gehandeld is, worden in het tweede Hoofdstuk de luchtgesteldheid, gronden en bedijkingen van Zuidholland onderzocht. Hier is de Heer smits opzijn territoir, en dit gedeelte is niet alleen voor de vroegere Geschiedenis en den toestand van Nederland hoogstgewigtig, maar de Natuur-