| |
Het Armwezen, of de groote vraag van onzen tijd. Uit het Hoogduitsch. Eene Bijdrage voor de Christelijke bladen, uitgegeven door M.A. Amshoff, Predikant te Groningen. Te Groningen, bij R.J. Schierbeek, Jr. 1841. In gr. 8vo. 18 bl. f : - 10.
Armoede en Bedelarij. Vertaald door een' Diaken. Te Utrecht, bij H.M. van Dorp. 1841. In gr. 8vo. 19 bl. f : - 25.
Proeve van onderzoek naar de meest doeltreffende middelen, om, gedurende het strenge jaargetijde, in de behoeften van noodlijdenden, door buitengewone maatregelen, te voorzien, inzonderheid in betrekking tot de Stad Amsterdam. Te Amsterdam, bij S.J. Prins. Dec. 1841. In gr. 8vo. 20 bl. f : - 25.
Betoog van het uitvoerbare der voorgeslagene middelen, om, gedurende het strenge jaargetijde, in de behoeften van noodlijdenden, door buitengewone maatregelen, te voorzien, door den Schrijver der Proeve van onderzoek enz. Te Amsterdam, bij S.J. Prins, Jan. 1842. In gr. 8vo. 24 bl. f : - 30.
Heeft het Armenwezen, de verbetering van het lot der lagere volksklasse, door alle tijden heen, de aandacht van den schranderen Staathuishoudkundige en den belangeloozen menschenvriend tot zich getrokken, thans, meer dan ooit, is men, vooral ook in ons Vaderland, op dit hoogst gewigtig onderwerp bedacht geworden; terwijl zich, als 't ware, voor
| |
| |
hetzelve een nieuw veld ter beschouwing heeft opgedaan, na de bekendwording van de Proeve van onderzoek, door den Heer g. luttenberg uitgegeven, omtrent het Armenwezen in ons Vaderland, en naar de meest doeltreffende middelen, die verder, tot verbetering van het lot der Armen, zouden kunnen aangewend worden. De hooge waarde van dat geschrift, waarvan wij reeds een verslag in dit Tijdschrift aantreffen, (No. XIII. 1841, bl. 544) is door allen niet alleen erkend, die belang stellen in de welvaart der Maatschappij en in den verbeterden toestand hunner medemenschen, maar het heeft velen opgewekt om op deze zaak meer bepaaldelijk het oog te vestigen. Vanhier zoo vele mededeelingen en opwekkingen, zoo vele nasporingen, zoo vele, op nieuw, met kracht en klem van redenen, ontwikkelde denkbeelden en waarheden, die in onze dagen, tot bereiking van zoo heilzaam doel, worden voorgedragen, aangewend en uiteengezet, en die als zoo vele zijtakken, hoe verschillend in vorm en rigting, kunnen worden aangemerkt van den door luttenberg geplanten boom, welke, aangekweekt en geleid wordende, voor den akker, die ter bebouwing voor ons ligt, de heilzaamste vruchten opleveren kan.
Van dien aard kunnen wij de hierboven aangekondigde stukjes beschouwen, die, ieder in zijne soort, wenken, mededeelingen, ophelderingen en aanwijzingen bevatten, den denker over deze belangrijke zaken stof tot nadere overweging en uitbreiding aanbiedende.
No. 1 is een stukje, overgenomen uit het Morgenblatt für die gebildete Stände, en ontwikkelt de vraag van onzen tijd: ‘Wat moet men met de in getal en bederf steeds toenemende Armen beginnen? op welke wijze moeten zij ondersteund, voor staat en medeburgers minder lastig, en hun zedelijke en materiële toestand verbeterd worden?’ Men vindt hier gewag gemaakt van de, in het jaar 1836, door de Fransche Akademie opgegeven vraag over de Charité legale, of in hoeverre Regeringen en medeburgers tot ondersteuning der armen moeten werkzaam zijn. Het meest belangwekkende en karakteristieke wordt, uit dit stuk ontleend, den lezer voorgehouden. De nadeelen van openbare ondersteuning worden hier aangewezen, en het voorbeeld van Engeland niet op den achtergrond geplaatst, waar, zoo als de Lord Kanselier brougham in 1834 verklaarde, ‘de
| |
| |
Engelsche Armenwetten de voornaamste oorzaak waren der zedelijke ontaarding en verbastering des volks in Engeland.’ Vele leemten in het Armenwezen en zoo menige onbetamelijke en ruwe handelwijze, met de Armen elders, nog heden ten dage, in eenige kantons van Zwitserland, plaats grijpende, toonen ons hier, hoe echt Christelijke hulp, echt Christelijk medegevoel alleen de middelen zijn, om den staat der Armen te verbeteren. - Het voor- en nadeel van werkhuizen voor Armen wordt in eenige trekken ontwikkeld, en tevens het verkeerde van de stelling aangetoond, dat het genoeg zoude zijn, wanneer de Staat de Armen voor den hongersdood slechts verzekerde, daar zij, buiten twijfel, dan toch zullen gedwongen worden, om tot bedelarij den toevlugt te nemen, die niet anders dan onzedelijkheid, onderdrukking van eergevoel en van alle andere betere gevoelens kan ten gevolge hebben. De voorname oorzaken, waaraan men het toenemen der armoede kan toeschrijven, worden teregt beschouwd gelegen te zijn: in de steeds toenemende bevolking, met welke de middelen van bestaan niet in gelijke mate toenemen; in het gebrek aan werk, of de ontoereikendheid van hetzelve; en eindelijk in het gebrek aan zorg voor de toekomst en aan spaarzaamheid; en terwijl de gevoelens hier worden opgegeven van zoo vele menschenvrienden in Frankrijk, Duitschland, Engeland en Zwitserland, die allen verlangen, dat voor de Armen werk in koloniën van landbouw of in werkhuizen bestemd wordt, zoo is de Heer naville te Genève, schrijver van het stuk over de Charité loyale, van een ander gevoelen, en wijst den weg van bijzondere milddadigheid aan. En hier verheft zich dan ook die stem, die wij gelukkig in onze dagen algemeen hooren, en die zoo zeer de toon moet blijven geven aan alles, wat men tot verbetering van het lot
der Armen wenscht aan te wenden: men moet bij den Arme niet alleen op zijne stoffelijke behoeften, maar ook op zijn zedelijk aanwezen het oog vestigen. Eene vereeniging van lieden, die door bezoeken, door raad en daad helpen, die aan die bezoeken eene menschlievende en verstandige rigting geven, elken Arme, naar gelang van toestand en behoefte, door werk of leening of milde giften ondersteunen, - dat wordt hier als hoofddoel en middel opgegeven. Zoo doende zal men niet met rassche schreden tot de Armenbelasting worden gevoerd; eene inrigting, die, naar het oordeel der beste Staathuis- | |
| |
houdkundigen, als de grootste ramp te beschouwen is, welke der maatschappij treffen kan. Zoo doende zal ook de bedelarij worden geweerd, en de wenken, in No. 2 voorkomende, in welk stukje mede vele denkbeelden van den Heer naville zijn aangehaald, zullen ook, van toepassing gemaakt wordende, heilzaam voor de verbetering van het lot der Armen wezen kunnen. Geenerlei ellende zonder hulp te laten, en geene giften uit te reiken dan aan hen, die het verdienen, daarop komt alles aan; en gelijk in No. 1 met een enkel woord over het bezoeken der Armen gesproken wordt en het noodzakelijke aangetoond wordt, dat men zich met den toestand der lagere volksklasse, der Armen in het algemeen, bekend make, zoo is dit het hoofddoel van de Proeve van onderzoek, onder No. 3 opgegeven. Deze is blijkbaar uit de pen gevloeid van eenen man, die uit ondervinding spreekt, en uit wiens schrijfwijze over deze hoogst aangelegen zaak het kennelijk wordt, dat de staat van het Armenwezen hem niet alleen zeer ter harte gaat, maar ook, dat hij zeer bekend is met de oorzaken, waardoor het getal Armen zoo zeer vermeerderd en hun lot beklagenswaardiger wordt, bij welke wetenschap hij de middelen niet achter
houdt, die de kwaal, zoo dan al niet genezen, echter den voortgang derzelve zouden kunnen tegengaan. Duidelijk, helder en overredend is het geheel; en waar men wil en de handen ineenslaat, daar zijn de middelen uitvoerbaar en niet uitsluitend op de Hoofdstad toepasselijk; zij kunnen overal gebezigd worden. Het is toch voornamelijk het bezoeken en zich bekend maken met den toestand der Armen, waarop de Schrijver zoo zeer aandringt. Er wordt hier eene schets gegeven van de buitengewone verzorging van noodlijdenden te Amsterdam, gedurende eenen strengen winter, maar afdoende wordt aangewezen, dat die hulp doorgaans te laat komt; dat het personeel der Wijkcommissiën te afwisselend is; dat de maatregel niet toereikend is, om den nood merkbaar te verzachten; dat hij eene wijde deur opent voor misleiding en bedrog, en dat hij ongelijk en daardoor ondoeltreffend, door de afzonderlijke Wijkcollecten, werkt. De middelen tot verbetering worden in het licht gesteld; en daar Ref. omtrent de opgegevene punten niet in het breede uitweiden, maar liever de belangstelling wil uitlokken, ten einde anderen zich het stukje zouden aanschaffen, zoo komt het, schoon de Schrijver eenigermate dezelfde oorzaken van
| |
| |
verarming aanwijst als in No. 1 worden ontvouwd, hier hoofdzakelijk aan op de rigtige werking, om onkunde, onbeschaafdheid, ongodsdienstigheid en zedeloosheid, die eene menigte ondeugden doen ontstaan en verarming en gebrek ten gevolge hebben, krachtdadig te keer te gaan; terwijl het uitvoerbare der voorgeslagene middelen in het Betoog, onder No. 5 vermeld, wordt aangetoond. De Schrijver had, door het nameloos uitgeven zijner Proeve, geschikte gelegenheid, om meer onpartijdig en onbewimpeld het gevoelen zijner lezers over deze brochure te vernemen, en lost nu in dat Betoog de bedenkingen op, die op de invoering, de instandhouding en de uitvoering van de aangewezene maatregelen zijn gemaakt geworden; en er wordt nu zamengevat, wat in de punten tot verbetering van het lot der Armen in de Proeve breeder is opgegeven, daar aan het slot des Betoogs een plan tot de daarstelling en het bestuur eener Inrigting, voor het bezoeken der Armen, binnen de stad Amsterdam, wordt opgegeven; welk plan, in 12 hoofdpunten vervat, de wijze der vestiging van zoodanige Inrigting betreft; terwijl het doel, bij het aandachtig lezen van Proeve en Betoog, geen ander is, dan dat het talrijk genoeg bestaande personeel dier Inrigting, in al hare takken van werkzaamheden en afdeelingen van bemoeijingen, de omstandigheden der Armen genoegzaam leere kennen; de oorzaken der armoede opspore; den behoeftige den weg opene, om zelf geld te verdienen of hem tot winst opleverend werk aan te sporen, het zedelijke niet minder dan het stoffelijke bij het bezoeken der Armen op den voorgrond plaatsende. De Schrijver wijst
aan, hoe raden met helpen te vereenigen; dringt, om niet nut- of doelloos te handelen, en om vooral niet te scheiden wat zamengevoegd moet blijven, ten einde de bestaande kwaal, in derzelver verder voortwoeden, te keeren. Dit alles zoude, volgens den Schrijver, moeten verrigt worden door eene vereeniging van lieden, die, onder verschillende titels, voor het beheer en de instandhouding van zoodanige Inrigting zouden moeten zorg dragen en werkzaam zijn, en, als Wijkcommissarissen, onder eene door het Stadsbestuur te benoemen Hoofdcommissie, deze taak op zich nemen. De korte aanstipping, daar het hier de plaats niet is uitvoeriger over dit Conceptreglement te spreken, zal, zoo Ref. vertrouwt, genoegzaam zijn, om, in het belang der zaken, zelf inzage van deze zoo belangrijke stukken te ne- | |
| |
men. De bezwaren, die bij het bezoeken der Armen zouden kunnen voorkomen, en welligt tot het zich onttrekken aan deze gewigtige bezigheid aanleiding geven, zoo als het moeijelijke om een en ander in praktijk te brengen, vrees voor onheusche bejegeningen, wanneer men alleen met raad tot den Armen komt, en dergelijke, worden niet ontkend te bestaan, maar worden opgelost, en al dat, ja, eenigzins moeijelijke en lastige in zulk een licht geplaatst, dat het geenszins afschrikt, maar aanspoort tot beproeven, daar er toch, gelijk de Schrijver zegt, wel te allen tijde bedenkingen en bezwaren zullen overblijven, en er tusschen iets en niets te doen eene groote klove bestaat, terwijl werkeloosheid, voor de toekomst, noodlottige gevolgen kan veroorzaken.
Ref. betuigt den achtingwaardigen Schrijver zijnen dank (en hij twijfelt niet, of hij zal in dezen de tolk zijn van het gevoelen des zich het lot der lagere volksklasse en den Armen aantrekkenden Publieks) voor de wenken, ophelderingen en aanwijzingen, die hier worden gevonden. Een man, die, gedurende een tijdvak van dertig jaren, menigen blik op den toestand der Armen, de oorzaken van derzelver lot geslagen heeft, kan bij ondervinding spreken. 't Is dan ook hier hare taal, die raadt en voorlicht; en wij wenschen welmeenend, dat de aangekondigde stukjes, vooral de beide laatsten, in veler handen komen mogen, ten einde bij stedelijke Besturen, bij gevestigde Instellingen van onderstand en Armenbestuur, bij de Diaconiën van onderscheidene geloofsbelijdenissen, dat nut te stichten en van die toepassing gemaakt te worden, als waartoe zij, bij de verschillende Instellingen, voor de wijze van derzelver beheer, voor onderkenning van het lot der Armen, zoo ruimschoots aanleiding geven kunnen.
Het nut van Wijkcommissarissen of Wijkmeesters is zoo algemeen erkend, dat het te wenschen is, dat de Regering der Steden, waar zulke collegiën niet gevestigd zijn, er op mogen bedacht worden om dezelve op te rigten, en door derzelver werkzaamheden voor stad en ingezetenen verbetering en opheffing van ellende te bevorderen; ‘want (en het is met het motto voor het Betoog geplaatst, dat wij onze aanprijzende bekendmaking eindigen) wanneer men den juisten toestand van een groot gedeelte van het volk kende, en de behoeften en ontberingen van een groot aantal bur- | |
| |
gers van den Staat, dan zoude men welligt op meer afdoende middelen, dan geven en naar de Ommerschans of eene dergelijke zoogenaamde kolonie zenden, bedacht zijn.’
|
|