heid, bl. 7; van vischtrek (Fischzug); van Reden, voor redenen of redevoeringen van jezus; van uiterlijke stelling, bl. V (voor toestand) en wat niet al? Duidelijk blijkt het werk vertaald te zijn door eene hand, die bloot werktuigelijk en zonder genoegzame bekendheid met de zaak te werk is gegaan. Vandaar, dat de Vertaler ook geen woord van opheldering ergens bijvoegt, waar het, schier op iedere bladzijde, voor den Hollandschen lezer zoo noodig ware geweest. Wilde men nu eenmaal strauss in het Hollandsch vertalen, (waarom, weten wij waarlijk niet) dan waren er twee wegen open. Of de Vertaler had gedurig moeten paraphraseren, en anders in noten ophelderen, om de meestal in abstracte speculative vormen gehulde uitspraken van strauss voor den oningewijde begrijpelijk te maken; of er had achter het werk een Clavis Straussiana moeten gevoegd worden, waarin aan de duistere spreekwijzen, aan de termen der Hegelsche school, aan de citaties van bij ons publiek nog onbekende tegenschriften het noodige licht wierd bijgezet. Zoo als de
vertaling dààr ligt, is zij voor iedereen onbruikbaar, die niet geheel op de hoogte der quaestie staat. Een voorbeeld zal ons gevoelen ophelderen. Wij kiezen het uit de 3de Voorrede. Hoort, hoe strauss over zijne tegenstanders spreekt: ‘Uit kern's opgeblazen Cathedertoon heb ik meermalen iets juists opgevangen, en van het hooge paard der Tholücksche veelzijdigheid,’ (NB. voor den Duitscher zeer karakteristiek, maar voor den Hollander, hoe juist ook overgebragt, volkomen onverstaanbaar) ‘trots zijnen veeltijds onzekeren tred, voor een en ander een juister gezigtspunt gewonnen. Ook theile's vormloos en ten deele hartstogtelijk geschrift bleef niet ongebruikt. Maar in het boek van osiander kon ik van kwalm en rook geen licht ontdekken. Weisse's werk begroet ik als eene in onderscheidene opzigten aangename verschijning.’ - Wel, lezer! hebt gij nu niet veel geleerd, gij, die strauss wildet leeren kennen? Neen, zegt gij, ik begrijp het niet - en Rec. gelooft u gaarne: want nu zoudt gij nog moeten weten, wie kern en tholuck en