kon hij zich vereenigen met de handelwijze van hen, die rijp en groen opzamelen, enkel omdat het vruchten zijn van eenen man van naam; en hij heeft zich meermalen geërgerd, als hij zoogenaamde vrienden, na den dood van dezen of genen grooten man, tot de minstbeteekenende kattebelletjes van zijne hand zag uitgeven en zich, naar zijn inzien, aldus aan diens nagedachtenis vergrijpen. Hij stemt ook geheel niet in met die vrienden van den Dichter, die oordeelen, dat hij te stiefvaderlijk op zijne eerste kunstproeven nederziet. Integendeel, hij juicht het voornemen van harte toe, om alleen het beste, het verdienstelijke op nieuw te laten drukken, en niet door eene nieuwe uitgave waarde te hechten aan datgene, wat zijn rijper oordeel hem als van geene waarde heeft leeren kennen. Hij zou hem zelfs hier en daar tot nog meerdere gestrengheid in de schifting hebben willen aansporen. Zoo zijn er onder het hier voorkomende twaalftal Minneliedjes verscheidene, die waarlijk gerust achterwege hadden mogen blijven, en die de eer van eenen herdruk in eenen uitgelezen bundel niet verdienden. Maar Rec. gevoelt, hoe moeijelijk het is, hier de juiste grenzen te bepalen; en liever dan te klagen, omdat er enkele stukjes zijn, die wij wel konden missen, wil hij den Dichter zijnen dank betuigen, dat hij zoo veel goeds hier verzameld en voor het vergeten worden heeft bewaard.
De stukken te beoordeelen komt minder te pas. Meer of min opzettelijk zijn zij reeds door de kritiek gewaardeerd, en van velen zal het genoeg zijn, slechts den titel aan te halen, om talrijke lezers te herinneren, wat zij hier vinden kunnen. Rec. althans herinnerde zich uit vroegeren en lateren tijd nog menig vers, dat hij hier wedervond. Zoo ging het hem met het antwoord op de vraag, waarom de Dichter geen Fransche verzen maakte, met het Mierennest, het Nieuw Gulden A.B.C., met verscheidene der gelegenheidsdichten, waarvan de meesten hunne opname in dezen bundel volkomen verdienen, met de beide Cantates, met de stukken betrekkelijk tot den afval van België, waarvan de Avondbede, de Bededag en anderen in der tijd in ieders mond en hoofd waren.
Onbekend was Rec. vroeger, wat hem uit dezen geheelen bundel het diepst getroffen heeft, het vers ter bruiloft van des Dichters zoon, met het toevoegsel aan hetzelve, nadat slag op slag beide huisgezinnen had getroffen. Dat zijn ware