moeten goed zijn, of althans eenen bijzonder goeden aanleg toonen; anders houdt men ze beter terug.
Dit laatste, aanleg, willen wij aan den Schrijver van dit boek in geenen deele ontzeggen. De vinding spant genoegzaam de aandacht; houdt die althans gaande; want een eenigzins geroutineerd Romanlezer wordt al spoedig gewaar, waar het heen wil, en kan den afloop van het verhaal reeds vóór de helft van het boek gemakkelijk raden. De verhaaltrant is onderhoudend. Worden zedekundige aanmerkingen hier en daar wel wat druk ingevlochten, ze zijn meestal kort en niet ongepast aangebragt. Slechts enkelen zien er wat zonderling uit; b.v. de aanspraak aan Staatsdienaars, bladz. 191. Kortom, over het geheel mag deze Roman nevens vele anderen gesteld, en zal niet zonder goedkeuring gelezen worden.
De Schrijver hoede zich echter in het vervolg: vooreerst voor te groote onwaarschijnlijkheden. Wij weten wel, dat het in een' Roman, zal de leeslust van het min of meer overprikkelde publiek worden gaande gehouden, niet al te dagelijksch moet toegaan; maar est modus in rebus. Golo is een zeer onwaarschijnlijk karakter; niet zoozeer in zijne helsche boosheid, die zich helaas gemakkelijk laat denken, maar in zijne plotselijke bekeering, die ook zoo verlicht godsdienstig is, als men onmogelijk kan onderstellen van de Christelijke opleiding eens ridderlijken roovers van de vijftiende eeuw. Ook ware het niet noodzakelijk geweest de onwaarschijnlijkheid te vergrooten, door hem tot den broeder van geysama te maken. Een vader, die niet zou bemerken, dat men zijn tweejarig dochtertje tegen een ander kind van denzelfden ouderdom verruilde, laat zich ook moeijelijk denken. Bij pasgeboren kinderen mogt dat aangaan, maar een tweejarig meisje! Niet beter is het met de nachtelijke bezoeken van cunegonda bij haren zoon. Deze bemerkt elken nacht eene verschijning, die hem op het voorhoofd kust, en als hij ontwaakt is dezelve verdwenen. Voor eene enkele maal hebben wij met zulk sluimeren vrede, maar maanden lang, elken nacht, is wat kras! Bovendien: er was geen gevaar bij de ontdekking van haar leven aan coenraad, ondanks hetgeen de Schrijver zegt, ten einde het te motiveren. Zonder deze onwaarschijnlijkheid evenwel zou de geschiedenis in een oogenblik ontknoopt zijn. Het karakter van coenraad is ook te weinig karak-