deren daarvoor bestemmen, kunnen er veel behartigenswaardige wenken in aantreffen. Bij het groot aantal toch der jaarlijks aan onze Hoogescholen aankomende jongelingen mogt men wel naauwkeuriger toezien, om allen, die geene ware roeping hebben om te studeren, zoo veel slechts mogelijk af te wijzen, en hen alzoo voor veel teleurstelling, de wetenschap voor vele onnutte dienstknechten, en den Staat voor vele lastige ambtbejagers te bewaren. Men vergelijke over dit onderwerp den zesden brief.
De in dit boekje heerschende toon is over het geheel prijzenswaardig, vrij van overdrijving, verstandelijk en overtuigend. De eerste brief, over het heimwee, beviel ons het minst; ook de tweede, over de ligchamelijke ontwikkeling, is onvolledig. De Schrijver schijnt hier nog niet regt op den gang te zijn, of bevindt zich veelligt op een gebied, waarin hij zich minder vrij beweegt. Of het zoo algemeen waar is, (‘eene,’ zoo als de Schrijver zich uitdrukt, ‘op de ondervinding gegronde overtuiging’) dat hij, die zijnen geest door eene grondige taalstudie zoekt te vormen, ook in staat is, zich elke wetenschap zonder veel moeite eigen te maken, (bl. 49) zouden wij, uit grond der ondervinding zelve, betwijfelen; maar men moet dit aan den Literator ten goede houden. Elk prijst gewoonlijk zoo veel, als hij meent zelf te kunnen bereiken, en wij stemmen daarenboven gaarne toe, 't geen uit herder bij onzen Schrijver wordt aangehaald: ‘Ééne spraakkunst moet de mensch leeren, want zij is philosophie der taal, en de taal is immers de omvang aller menschelijke begrippen; hoe volmaakter derhalve de taal is, waarvan wij de spraakkunst, dat is eene logica en philosophie der menschelijke rede, leeren, des te beter leert men haar, en verkrijgt in dezelve een voorbeeld van orde, naauwkeurigheid en juistheid van begrippen, voor alle andere wetenschappen, talen en kunsten van nut. Iemand, die in zijn leven geene spraakkunst geleerd heeft, leert in zijn leven niet naauwkeurig, ten minste niet met eene zekere grondigheid, spreken en schrijven: hij dwaalt in het onzekere rond, en heeft geen leiddraad in den grooten dool-