| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Proeve eener geschiedkundige vergelijking van de godsdienstige eigenaardigheid der Luthersche en Hervormde Kerk, door Max Goebel, naar het Hoogduitsch, met Aanteekeningen, met eene Voorrede van C.H. van Herwerden, Theol. Doct. en Predikant te Groningen. Aldaar, bij M. Smit. 1841. In gr. 8vo. XIV en 256 bl. f 2-40.
Bij de menigte van oppervlakkige geschriften, waarmede het publiek in ons vaderland overstroomd wordt, strekt het Rec. tot een wezenlijk genoegen, ditmaal een werk te kunnen aankondigen, waarin den beschaafden Christelijken lezer vaste en voedzame spijs wordt aangeboden. Het doel en de strekking van het werk is op den titel aangekondigd. Het zou ons niet bevreemden, indien ook onder ons de vraag werd gehoord, welke goebel in Duitschland van zijne meeste lezers te gemoet zag: ‘hebben dan beide Kerkgenootschappen iets bijzonder eigenaardigs?’ Wel weten velen te verhalen, dat de Hervormde Kerk van de Luthersche in de leer aangaande het Avondmaal, de Praedestinatie, en in andere bijzonderheden verschilt. Maar welke eigendommelijke zijden het Christelijk leven in beide Kerkgenootschappen aanbiedt, is minder bekend. Ofschoon daarom veel van het hier geschrevene bepaaldelijk op Duitschland betrekking heeft, zal niemand echter zich beklagen, het werk grondig te lezen. Wij hopen slechts, dat de eenigzins stroeve stijl van goebel, die door den Vertaler niet geheel kon weggenomen worden, niemand zal terughouden, om van de wel wat harde schors tot de voedzame kern door te dringen. Het beeld van den inwendigen toestand der beide Kerkgenootschappen wordt ons hier niet slechts in het algemeen voor den geest geroepen, maar ook in kleine, minder bekende, bijzonderhe- | |
| |
den naar het leven afgeteekend. De wijze, waarop dit geschiedt, is vrij onpartijdig en zeer gematigd. Het standpunt des Schrijvers is regt wijsgeerig en Christelijk. Zijne historische methode is door eenen echt pragmatischen en fijn critischen gang gekenmerkt. Hij zelf behoort tot de vereenigde Evangelische Kerk in Duitschland. En ofschoon hij voor zichzelven tot het Hervormde beginsel overhelt, verklaart hij rondborstig: ‘Ik wenschte een
echt Hervormde en een echt Luthersche te gelijk te zijn, maar bovenal een echt Christen.’
De Schrijver begint met aan te wijzen, dat de verscheidenheid der twee Kerkgenootschappen, waarvan hij spreekt, niet toevallig en allengs ontstaan is, maar noodzakelijk moest geboren worden, uit de verscheidenheid van grond, waarop zij zijn ontsproten. Het verschil tusschen het Duitsche en Zwitsersche volkskarakter wordt hier aangestipt, en opzettelijk aangewezen, hoe verschillend de burgerlijke en staatkundige drijfveren en bewegingen waren, die tot de vestiging en uitbreiding der Duitsche en Zwitsetsche Kerkhervorming hebben bijgedragen. Niet minder ontstond het verschil door de uiteenloopende beginselen, die in beide heerschten. Bij luther praedomineerde het gemoed - bij zwingli het verstand. Bij luther ontsprong het Reformatorisch beginsel uit het subjective schuldgevoel - bij zwingli uit meer objective redenen buiten hem. De Saksische Kerkhervormer zette een materieel beginsel op den voorgrond, de regtvaardiging voor God alleen door het geloof; terwijl hij het formele beginsel van het gezag der H.S. slechts negatief gelden liet. (D.i. luther wilde niet ‘alles, wat niet in den Bijbel begrepen was, verwerpen, maar alleen wilde hij niets, wat in denzelven verworpen werd, behouden,’ zie bl. 55.) Daarom verwierp hij ook sommige boeken des N.V., omdat zij hem deze hoofdleer niet schenen voor te dragen. (B.v. den Brief van jacobus.) Zwingli integendeel, en met hem alle Zwitsersche Hervormers, plaatste een formeel beginsel vooraan, het beginsel van het onbepaald gezag der H.S. Zelfs
werd de leer, die in luther's
| |
| |
materieel beginsel werd uitgedrukt, door hem minder ontwikkeld. Hun verlicht verstand boezemde hen afkeer in van de dwalingen der Roomsche Kerk. Hun zedelijke zin wekte de zucht in hun hart tot bevordering van Gods eer. In één woord, luther kende aan het Evangelie, de Zwitsers aan den geheelen Bijbel het meeste gezag toe.
En dit beginsel (de Schrijver wijst het ons nu verder aan) heeft tevens krachtig gewerkt op den twist der twee partijen, werd openlijk uitgesproken in beider symbolische schriften, en heeft beslissenden invloed gehad op den gang, dien beider Hervormingswerk heeft genomen. Treffend wordt aangewezen, hoe het beginsel van carlstadt, door luther bestreden, niets anders dan het Hervormde beginsel van gehechtheid aan den geheelen Bijbel was. (Wij hadden hierbij gaarne meer opzettelijk zien aangewezen, dat luther zich minder tegen het beginsel van carlstadt en der Zwickauër Profeten heeft verzet, dan wel tegen de dolzinnige en fanatische wijze, waarop hetzelve werd doorgevoerd.) Het wordt ons insgelijks herinnerd, hoe de leer aangaande het gezag der H.S. in de symbolische boeken der Luthersche Kerk oneindig minder wordt gehandhaafd, dan in die der Hervormde Kerk. Van dit verschil in beginsel kwam het, dat de Luthersche kerk de apocryphe boeken des O.V. hooger achtte, dan de Hervormde, bij stipte gehechtheid aan het formele Bijbelbeginsel, doen kan. Vandaar, dat vooral in de Hervormde Kerk zich het sterkste wantrouwen tegen de Critiek des O. en N.V. openbaarde, en de strijd zelfs over de oudheid en ingeving der vocaalpunten van den Hebreeuwschen tekst des O.V. met vinnigheid werd gevoerd; (‘een strijd,’ zegt goebel, ‘in Engeland nog altijd van het hoogste belang geacht.’ Is er meer noodig, om den achterlijken toestand der wetenschappelijke Theologie in Engeland te kenteekenen?) Vandaar, dat ook de symbolische schriften bij de Hervormden minder hoog staan aangeschreven, dan bij de Lutherschen. Natuurlijk spreekt
de Schrijver hier slechts van het beginsel der Hervormde Kerk, niet van deszelfs inconsequente overdrijving door eenige heethoofden
| |
| |
onzer dagen. Nog wordt het uit dit meer uitsluitend Evangelisch standpunt der Lutherschen, in tegenoverstelling van het geheel Bijbelsche der Hervormden, afgeleid, dat de eersten veel meer dan de laatsten uit de Roomsche Kerk overnamen of behielden, mits het slechts niet dadelijk strijdig was met de H.S. Om dezelfde reden was ook de Luthersche Kerk vrij wat toegeeflijker aangaande de traditie dan de Hervormde, die geheel tot de Apostolische eenvoudigheid wenschte terug te keeren; en, terwijl luther meer verdedigenderwijze te werk ging, verzette de Hervormde belijdenis zich meer dadelijk, ja gewelddadig, tegen de Roomsche dwaalleer. De Luthersche Kerk integendeel wilde, na den treurigen Sacramentsstrijd, nog liever tot de Roomsche dan tot de Hervormde Godsdienst pogingen van toenadering beproeven. Daar eindelijk de Hervormden meer den geheelen Bijbel, als nieuwe wet en zuivere zedeleer opgevat, ten grondslag leiden, kreeg de Zwitsersche Hervorming eene meer dadelijke zedelijke rigting dan de Luthersche. Vandaar onder anderen het groote werk der zedelijke verbetering, te Geneve door calvijn en farel aangevangen; een werk intusschen, dat, dunkt ons, door den Schrijver hier wel wat hoog wordt aangeslagen: welke waarborgen kan men toch voor de echtheid van zulke zedelijke bekeeringen hebben? en wordt alzoo niet onwillekeurig voedsel gegeven aan die Methodistisch-ascetische levensrigting, die zelfs nu nog in Engeland door de beste Moralisten wordt aangeprezen, en in vele der grootste mannen, zelfs een' wilberforce, kenbaar is? Ons komt het voor, dat luther's blik in den aard van wet en Evangelie vrij wat dieper en vrijer tevens was. Hij wilde van binnen
naar buiten, niet van buiten uit naar binnen hervormen. Doch deze partijdigheid tegen het Evangelisch-Luthersche beginsel straalt op meer plaatsen van dit boek door. (Men vergelijke b.v. het beweerde, bl. 217: ‘Luther wilde zijne eigenaardige levensleiding, waarbij hij door de wet tot het Evangelie gebragt was, tot een' algemeenen levensregel maken’!?)
In een nieuw gedeelte van zijn werk gaat de Schrijver
| |
| |
voort, om beide Kerkgenootschappen te vergelijken, naar derzelver uitwendige verschijning, inwendig levensbeginsel, (zoo noemen wij de zaak liever, dan levenssap) geschiedkundige ontwikkeling en onderlinge betrekking. Wij mogen niet meer van alle deze bijzonderheden mededeelen, opdat niemand, meenende hier een volledig uittreksel te vinden, zich daardoor van het lezen des werks zelv' zou ontslagen rekenen. Het bovenstaande zal daartoe, hopen wij, velen hebben uitgelokt. En wij voegen er gaarne de verzekering bij, dat dit tweede hoofdgedeelte het misschien van het eerste nog in belangrijkheid en rijkdom wint. Tot het geven van eene proeve, om ons hoogst gunstig oordeel over dit boek te staven, achten wij hetzelve minder geschikt. Deszelfs gebruik zou misschien bevorderd zijn, indien de Vertaler het of in hoofdstukken gesplitst, of althans eene zakelijke inhoudsopgave er bijgevoegd had. Om het werk overigens wèl te beoordeelen, vergete men niet, dat het hier gezegde voornamelijk op Duitschland betrekking heeft. Voorts, dat noodzakelijk de geest van beide Kerkgenootschappen in het algemeen moest worden beschouwd, zoodat derhalve plaatselijke uitzonderingen of wijzigingen van het gezegde moeijelijk in aanmerking konden komen. Vervolgens, dat de Schrijver dikwijls meer in het oog heeft, en moest hebben, waartoe een der beide Kerkgenootschappen, volgens zijne beginselen, overhelde, dan wat het bij eene vaak afwijkende toepassing dier beginselen hier en daar geworden is. Eindelijk, dat alle vergelijkingen slechts in een zeker derde doorgaan, en dat dus de tegenstelling nooit absoluut, maar altijd relatief is op te vatten. Zoo men dit uit het oog verloor, zou b.v., wat bl. 193 en 211 wordt gezegd, als onwaar moeten worden verworpen, ten
minste wat het grootste en beste gedeelte der Hervormde Kerk in ons Vaderland betreft. - Doch genoeg. Wij prijzen het werk in volle ruimte aan. Deszelfs lezing zal in Duitschland bij de welgezinde leden van beide Kerkgenootschappen den wensch hebben doen oprijzen, uitgedrukt aan het slot van dit boek, ‘dat God in beide Kerkgenootschappen den geest eener innige liefde
| |
| |
doe bloeijen en toenemen, opdat zij eindelijk eens tot wederzijdsche broederlijke vereeniging mogen komen.’ En voor ons Vaderland verspreide het licht over menig teeken der tijden in onze dagen, en verwerve toestemming aan het woord des Vertalers: ‘Bij de vele Protestantsche Kerkgenootschappen in Nederland bestaat eene eenheid, die de ware is, en, onverschillig ten aanzien van uitwendige vormen, alleen wordt daargesteld door den band der liefde. Moge deze eenheid ook door dit werkje aangekweekt worden!’ Is het ons vergund, ten slotte nog onze meening te zeggen over den strijd der beginselen, in dit werk verhaald, dan komt het ons voor, dat in de vereeniging van beide, d.i. in de zucht om het Evangelie in den Bijbel te vinden, te gelooven en te waarderen, het ware heil voor de Protestantsche Kerk gelegen is.
|
|