Te Leeuwarden, bij G.T.N. Suringar. 1841. In gr. 8vo. 51 bl. f : - 75.
Indien dit boekje ook geene andere verdienste bezat, het mist althans niet die der nieuwheid van onderwerp. Weinige lezers zullen het wel ter hand nemen, die bijna iets van het Javaansche heldendicht weten, waarover hier gehandeld wordt. Doch ook in andere opzigten wekt dat onderwerp zeer onze belangstelling. Teregt merkt de Hoogleeraar aan, dat Java, reeds sedert zoo lange jaren eene bezitting van Nederland, nog al te zeer onbekend onder ons is. Eerst in den laatsten tijd heeft men zich op de kennis van het Javaansch beginnen toe te leggen, en daardoor den toegang geopend tot die van de Javaansche literatuur. Zij dagteekent uit eenen tijd van bloei en beschaving, waarvan ook de overblijfselen in stukken van bouw- en beeldhouwkunst nog aanwezig zijn. De literatuur, grootendeels van poëtischen inhoud, draagt de blijken, dat de Javaansche beschaving van Indischen oorsprong is. De twee groote Indische heldendichten, de Râmâjana en de Mahâbhârata, zijn naar Java overgebragt en voor de Javanen bewerkt. Het laatstgenoemde is door die bewerking een geheel nationaal dichtstuk geworden, waarvan het tooneel geheel op Java is verplaatst. Van dit dichtstuk deelt de Hoogleeraar hier eene proeve mede.
Beschouwen wij het stuk als zoodanig, dan is het zeker zeer gewigtig; maar het laat, onzes inziens, toch nog al veel te wenschen overig. De Hoogleeraar bestemde het tot eene voorlezing, zoo wij wel onderrigt zijn, voor eene gemengde vergadering; en daarvoor schijnt het Rec. zeer weinig geschikt. Het moet voor de hoorders bijna onmogelijk geweest zijn, de vreemd luidende namen der vele hier voorkomende personen te onthouden, en daardoor den zamenhang goed te volgen. De geheele voorstelling, gelijk de Redenaar zelf gevoelde, (bl. 12, 13) heeft ook dikwijls te veel vreemds, dan dat de voorgedragene proeven een gemengd gehoor konden behagen; het kon het dichterlijke en schoone daarvan moeijelijk beoordeelen; met de zaken zelve onbekend, kon het de beschrijving niet naar waarde schatten. Of deze voorlezing bijval gevonden heeft of niet, is aan Rec. geheel onbekend; maar naar dien bijval zou hij het boekje zelve niet willen beoordeelen. Het onderwerp zelve is belangrijk; het Javaan-