zelf - hadde hesz het er aan willen toevoegen, het geheel waardig besloten hebben.
Met dit stuk besluit de Eerw. radijs zijne stichtelijke behandeling van de voornaamste geschiedenissen des N.V. Het bevat, in XXI Vertoogen, de Handelingen der Apostelen (Hoofdst. XII-XXVIII) op de reeds uit de vorige stukken bekende manier des Schrijvers. Van den Bladwijzer der behandelde Bijbelplaatsen (in de VI Stukken) is bladz. III, IV (Markus, en Luk. I-IX) niet afgedrukt, maar een wit blad gebleven, ten minste in het ons toegezonden exemplaar. De voordragt is hartelijk, en de geest regt Christelijk. Wij meenen den veelschrijvenden Heer radijs opmerkzaam te mogen maken op eene matheid, die zijnen stijl ontsiert. Wij vinden haar b.v. op de twee laatste bladzijden herhaaldelijk. ‘Reeds heeft hij ze ontvangen, die onverwelkelijke kroon’; voor: Reeds heeft hij die, enz. ‘En deze opmerking, waartoe moet zij ons aansporen?’ ‘En eens ontmoeten wij ze daar boven, de gezaligden.’ Deze wijze van stileren moet niet aldus ieder oogenblik herhaald worden.
De tweede Aflevering van van senden's Bijbelatlas bevat de kaarten van Egypte, Arabië, Palestina, verdeeld in de stammen van Israël, en hetzelfde land na Josua's dood tot op David's alleenheersching, met de beschrijving. Beide laatstgenoemde Kaarten verschillen zeer weinig. Enkele steden en plaatsen staan slechts op een van beide.
De stichtelijke dagvertoogen bij den Bijbelschen Almanak, waarvan wij hierboven den titel opgaven, verdienen lof, wat den geest en de bewerking aangaat. Aanwijzing van gepast gezang zou men er bij mogen verlangen. Deze onderneming prijst zich ook aan door goedkoopheid, en verdient voor het vervolg alle aanmoediging, vooral wanneer de maandelijksche afleveringen tijdig verzonden worden. Meer kunnen wij van dergelijke, uit hunnen aard periodieke geschriften niet zeggen, en melden daarom met een woord, dat het