Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBatavia in 1740. Episode uit de Geschiedenis van Neêrlands Indië. Door W.R. van Hoëvell, Theol. Doct. en Pred. te Batavia. Batavia, 1840. In gr. 8vo. 114 bl.Dit stukje behelst het verhaal van den opstand der Chinezen, in 1740, vermaard door het bloedbad in de hoofdstad van Nederlandsch Indië, den 9 October van dat jaar. Eerst wordt de toestand en vooral de betrekking tot de Chinezen van dien tijd beschreven; daarna een uitvoerig verhaal geleverd van de rampzalige gebeurtenis, getrokken uit de oorspronkelijke geschrevene bronnen, die den Schrijver ten dienste stonden en met gedrukte berigten oordeelkundig worden vergeleken; vervolgens de aanleiding tot het menschonteerende treurspel | |
[pagina 186]
| |
nagespoord, en de schuld van den onberaden, driftigen en wreeden Gouverneur-Generaal valckenier op eene overtuigende wijze aangetoond; eindelijk het gebeurde in deszelfs veelzijdigen, meest heilrijken invloed beschouwd. Met vele belangstelling en groot genoegen lazen wij dit geschrift. Het verhaal van eene gebeurtenis, tot de vaderlandsche geschiedenis behoorende, althans in betrekking staande, uit de bronnen opgespoord, verdient opmerkzaamheid, vooral wanneer het, gelijk hier, een voorval in het licht stelt, waarover tot hiertoe, bij gebrek aan naauwkeurig berigt, niet onpartijdig geoordeeld was of kon worden, en waarover onder anderen de schrandere van kampen, in zijne veelzins voortreffelijke Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa, niet zóó kon schrijven, als hij, bekend met het hier geleverde, gedaan zou hebben. De Eerw. Schrijver maakt in het Voorberigt melding van een kaartje der omstreken en eenen platten grond der stad Batavia, waarvan de exemplaren, door het breken van den steen na het trekken van eenige weinige afdrukken, niet bij het werkje konden gevoegd worden. Het eerstgenoemde kaartje is in het ons toegezonden exemplaar voorhanden; maar niemand behoeft zich over het gemis te beklagen, want de uitvoering er van is zoo allerellendigst, dat, indien Batavia sedert niets beters heeft opgeleverd, Rec. geen oogenblik twijfelt, of een bekwaam drukker en teekenaar op steen zou er ruim werk en vertier vinden. - De letterdruk is, hoezeer niet bijzonder fraai, echter goed. Behalve op een paar andere misstellingenGa naar voetnoot(*), stootten wij vooral op de verwijzingen naar andere bladzijden in het werkje, die alle tusschen de ruim 400 en 500 zijn. Is het ook een gedeelte van een groot boekdeel der Geschiedenis van Nederlandsch Indië, waarmede zich de Schrijver, oplast of liever aanstelling der Regering, bezig houdt, maar met welke hij, blijkens het Voorberigt, nog zoo ver niet gevorderd is? Het hier geleverde moet eenigermate dienen tot voorlooper van het prospectus der inteekening op laatstgenoemd werk. | |
[pagina 187]
| |
Lof geven wij aan des Schrijvers bronnenstudie, onpartijdigheid, gematigdheid, en blijkbare kennis van zaken. De stijl, schoon niet stootend of onaangenaam, kan echter op geen roem van fraaijen historiestijl aanspraak maken. Wij zouden den Heer van hoëvell, indien deze aankondiging hem spoedig genoeg kon ter hand komen, bescheiden aanraden, zich op dit punt bepaaldelijk toe te leggen. In zooverre overigens deze aankondiging iets kan toebrengen, om de inschrijving op de gemelde Geschiedenis te bevorderen, hopen wij, dat de aanprijzing van deze belangrijke Episode daaraan iets toebrengen zal, en de Schrijver het: sat cito, si sat bene, niet zal uit het oog verliezen. Hij is te bekwaam, om iets middelmatigs van zich te doen verwachten; maar een werk van dien aard en omvang moet men op zijn gemak kunnen gereed maken. |
|