genoegen, en, naar het geen hij in dit eerste Deel gegeven heeft, moeten wij getuigen, dat hij voor de niet gemakkelijke taak, die hij op zich heeft genomen, ten volle berekend is. Hij heeft de duistere tijden, voor zoo veel de schaarsche bronnen toelieten, in vloeijenden stijl en goede voordragt, zoo veel mogelijk opgehelderd, en tevens van de nieuwste onderzoekingen, over de zeden, gewoonten en godsdienst van de oudste volksstammen, die onzen grond bewoonden, gebruik gemaakt, en dat met eene uitvoerigheid, die, zoo dezelve in de meer bekende tijdvakken in dezelfde verhouding moet voortgaan, wel gevaar kan loopen om te groot te worden. Volgens eene algemeene verdeeling, achter het Voorberigt te vinden, waar de tijdvakken worden opgegeven, kan men opmaken, dat het werk uit verscheidene deelen zal bestaan, zonder dat het eenigzins wijdloopig behoeft behandeld te worden. Het schijnt het plan van den Heer arend te zijn, om bijzonder de Geschiedenis der Noordelijke Nederlanden te beschrijven; doch het is moeijelijk, vooral in de Middeleeuwen, de Geschiedenis der Zuidelijke hiervan af te scheiden, omdat de Grafelijke huizen in elkander loopen, en voor eenen tijd al de Nederlanden onder één bestuur kwamen; terwijl de Zuidelijke gewesten, vooral Vlaanderen en Braband, in de 14de en 15de Eeuw tot een' trap van voorspoed en bloei opklommen, die de Noordelijke slechts in de 17de Eeuw bereikten. Men moet zich als Geschiedschrijver geenszins door eene te groote gevoeligheid over het geen sedert 1830 gebeurd is, en door een' bekrompen afscheidingsgeest laten wegslepen; dit behoeven wij den Heere arend niet te herinneren, wien wij allen lust en ijver toewenschen, om geregeld met zijnen verdienstelijken arbeid te kunnen voortgaan.
De uitvoering des werks komt alle lof toe, en de prijs is betrekkelijk gering. De twee kaarten, die in dit Deel voorkomen, zijn naauwkeuriger en juister dan die, welke in de Geschiedenis des Vaderlands van bilderdijk geplaatst zijn, en volstrekt deze twee vereischten missen; er is veel moeite aan derzelver vervaardiging besteed. Wat de platen betreft, dezelve zijn over het algemeen zeer goed gegraveerd; echter troffen wij er aan, waarvan de teekening niet zoo gelukkig was uitgevallen. Wij maken deze aanmerking in het belang der kunst, om hierop voor het vervolg de aandacht van derzelver vervaardigers te vestigen, die het wel met ons eens